Samenhang:
Wanneer een partij in een geding oordeelt dat een zaak zo nauw verbonden is met een andere zaak waardoor het wenselijk is de beide zaken samen te behandelen, kan zij de exceptie van samenhangigheid (exceptie van samenhang of connexiteit) inroepen, waarna de zaken samen kunnen behandeld. Ook de rechter kan hiertoe ambtshalve het initiatief nemen. (art. 29 Gerechtelijk Wetboek).
Aanhangigheid:
Aanhangigheid bestaat telkens wanneer vorderingen met hetzelfde voorwerp en wegens dezelfde oorzaak worden ingesteld tussen dezelfde partijen die in dezelfde hoedanigheid optreden voor verschillende rechtbanken, bevoegd om daarvan kennis te nemen en geroepen om in eerste aanleg uitspraak te doen (art. 29 Ger. W.).
Indien de rechter aanhangigheid vaststelt moet de rechter de zaken samenvoegen met toepassing van de voorrangsregels van artikel 565 Gerechtelijk wetboek.
Hoewel de exceptie van aanhangigheid de openbare orde niet raakt en de verweerder deze exceptie niet in limine litis opwerpt, biedt art. 565 Ger.W. de rechtbank wel de mogelijkheid om de exceptie ambtshalve op te werpen om aldus onderling tegenstrijdige rechterlijke beslissingen te vermijden.
De regels m.b.t. de aanhangigheid en de onsplitsbaarheid beogen tegenstrijdige beslissingen te vermijden en de proceseconomie te verzekeren.
Een exceptie van onbevoegdheid is onzin. De exceptie van aanhangigheid is géén bevoegdheidsincident is (S. RUTTEN en F. DUPON, “Bevoegdheidsincidenten”, TPR 2014, afl. 4, 2179 (2197)). Artikel 29 Ger.W. veronderstelt precies dat identieke eisen aanhangig werden gemaakt bij twee bevoegde rechters in dezelfde graad van aanleg. Zie Caroline Daniels, Over aanhangigheid, onsplitsbaarheid en het eerlijk proces, Tijdschrift voor Procesrecht en Bewijsrecht, 2018/1, 47 en Jurabibliotheek, noot onder Kort Ged. Kh. Gent (afd. Brugge) nr. C/16/00045, 31 oktober 2016 , Tijdschrift voor procesrecht en bewijsrech, 33.
uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Art. 29. Aanhangigheid bestaat telkens wanneer vorderingen met hetzelfde voorwerp en wegens dezelfde oorzaak worden ingesteld tussen dezelfde partijen die in dezelfde hoedanigheid optreden voor verschillende rechtbanken, bevoegd om daarvan kennis te nemen en geroepen om in eerste aanleg uitspraak te doen.
Art. 30. Rechtsvorderingen kunnen als samenhangende zaken worden behandeld, wanneer zij onderling zo nauw verbonden zijn dat het wenselijk is ze samen te behandelen en te berechten, ten einde oplossingen te vermijden die onverenigbaar kunnen zijn wanneer de zaken afzonderlijk worden berecht.
Art. 565.In geval van aanhangigheid worden de vorderingen samengevoegd, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een der partijen.
[1 De verwijzing geschiedt naar de volgende voorrang :
1° de familierechtbank bedoeld in artikel 629bis, § 1, heeft altijd voorrang;
2° de vrederechter [2 bedoeld in de artikelen 628, 3°, en 629quater]2 heeft altijd voorrang;
3° de rechtbank die over de zaak een ander vonnis heeft gewezen dan een beschikking van inwendige orde, heeft altijd voorrang;
4° de rechtbank van eerste aanleg heeft voorrang boven de andere rechtbanken;
5° de arbeidsrechtbank heeft voorrang boven de [3 ondernemingsrechtbank]3;
6° de arbeidsrechtbank en de [3 ondernemingsrechtbank]3 hebben voorrang boven de vrederechter;
7° de vrederechter heeft voorrang boven de politierechtbank;
8° de rechtbank waartoe men zich het eerst wendt, heeft voorrang boven die waarvoor de zaak later wordt aangebracht.]1
Wanneer evenwel een van de vorderingen uitsluitend tot de bevoegdheid van een bepaalde rechtbank behoort, is alleen deze bevoegd om van de gezamenlijke vorderingen kennis te nemen.
Wanneer twee of meer vorderingen uitsluitend tot de bevoegdheid van twee onderscheiden rechtbanken behoren, kan de verwijzing geschieden naar de hierboven bepaalde voorrang.
De bepalingen van de artikelen 661 en 662 zijn van toepassing in geval van verwijzing uit hoofde van aanhangigheid.
----------
(1)<W 2013-07-30/23, art. 125, 233; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<W 2014-05-08/02, art. 55, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<W 2018-04-15/14, art. 252, 291; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 566.Verschillende vorderingen of verschillende punten van een vordering tussen twee of meer partijen, welke, afzonderlijk ingesteld, voor verschillende rechtbanken zouden moeten worden gebracht, kunnen, indien zij samenhangend zijn, vóór dezelfde rechtbank samengevoegd worden met inachtneming van de voorrang bepaald in artikel [1 565, tweede lid, 1° en 2° en 4° tot 8°]1.
Wanneer de partijen evenwel niet dezelfde zijn in alle vorderingen en wanneer een van de rechtbanken een vonnis gewezen heeft dat niet tot gevolg heeft dat het geschil aan haar kennisneming is onttrokken, mag de verwijzing naar die rechtbank niet worden uitgesproken indien degenen die in dat vonnis geen partij waren, zich ertegen verzetten.
De bepalingen van de artikelen 661 en 662 zijn van toepassing in geval van verwijzing uit hoofde van samenhang.
----------
(1)<W 2013-07-30/23, art. 126, 233; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 854. De onbevoegdheid van de rechter voor wie de zaak aanhangig is, moet worden voorgedragen voor alle exceptie of verweer behalve wanneer zij van openbare orde is.
Art. 855. De partij mag de bevoegdheid van de rechter voor wie de zaak aanhangig is, alleen afwijzen in zover zij meedeelt welke rechter volgens haar bevoegd is.
Art. 856. In geval van aanhangigheid of van samenhang moet de vordering tot verwijzing worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 854 en 855.
Indien de samenhangende zaken voor een zelfde rechter aanhangig zijn, kunnen zij, zelfs ambtshalve, worden gevoegd.
Op grond van deze bepalingen van het gerechtelijk wetboek maakt de aanhangigheid een grond tot verwijzing naar een andere rechtbank alwaar er een vordering met zelfde oorzaak werd ingesteld tussen zelfde partijen en in zelfde hoedanigheid voor zover de rechtbank waarnaar verweren wordt ook in eerste aanleg uitspraak doet.