Wanneer u personeel aanwerft, met onderaannemers werkt of met zelfstandige medewerkers, denk dan steeds dat er een dag komt dat zij u kunnen en wellicht zullen verlaten. Behou het contact met uw cliënteel en stel in de overeenkomst clausules op die overname van cliënteel, lees cliënteel verloop verhinderen, door een verbod na contractontbinding te werken voor uw cliënteel of klanten dan wel een concurrentiebeding. Zorg dat dit beding geldig is en laat u hiervoor bijstaan door een advocaat.
• Rechtbank van Koophandel te Hasselt, Zoals in kort geding – 13 januari 2012, RW 2013-2014, 31
BVBA L.O. t/ A.U. en K.L.
I. Antecedenten
De betwisting tussen partijen betreft de beweerde onrechtmatige handelspraktijken waaraan mevr. U. zich schuldig maakt.
L.O heeft bij overeenkomst van 1 juli 2011 het kapsalon annex schoonheidssalon “S.B.”, gevestigd te Hamont-Achel, overgenomen van de heer E.K.
Mevr. U. en mevr. L. waren beiden in dienst van het kapsalon en zijn werden door L.O. verder in dienst gesteld met arbeidsovereenkomsten ondertekend op 30 juni 2011 en 1 juli 2011.
Bij brief van 17 oktober 2011 heeft mevr. U. haar opzeg gegeven met ingang van 1 november 2011. Vervolgens heeft ook mevr. L. op 7 november 2011 haar opzeg gegeven.
Mevr. U. heeft dan met ingang van 1 december 2011 een eigen kapperszaak geopend in Hamont-Achel, enkele honderden meters verwijderd van de zaak van L.O. Zij heeft mevr. L. met een arbeidsovereenkomst van 1 december 2011 bij haar in dienst genomen.
Volgens eigen zeggen heeft L.O. vanaf november 2011 een significante daling van het aantal bezoeken moeten vaststellen, waarbij zelfs talrijke vastgelegde bezoeken eenvoudigweg werden geannuleerd. Volgens L.O. zou het niet voor betwisting vatbaar zijn dat mevr. U. misbruik heeft gemaakt van de vertrouwelijke informatie met namen en adressen van de cliëntèle (talrijke klantenfiches zijn verdwenen) die het haar mogelijk heeft gemaakt de cliëntèle op grote schaal af te werven. Dit heeft tot de destabilisatie en de desorganisatie van het bedrijf van L.O. geleid, temeer daar mevr. U. ook mevr. L. heeft afgeworven.
De vordering van L.O. strekt ertoe:
– de schending van art. 95 WMPC vast te stellen;
– de staking te bevelen gedurende een periode van twee jaar van de gewraakte handelingen en mevr. U. het verbod op te leggen de cliëntèle van L.O. die bestond per 1 juli 2011, zoals uit de klantenfiches blijkt, nog verder te bedienen, en dit op straffe van verval van een dwangsom van 250 euro per overtreding en per klant;
– het vonnis gemeen en tegenwerpelijk te verklaren ten aanzien van mevr. L.;
– voorbehoud te verlenen voor de schade die L.O. lijdt en die kan worden geraamd op minimum 20.000 euro provisioneel op heden;
– de publicatie te bevelen van het vonnis in het Belang van Limburg en door aanplakking op de deuren van de zaak van mevr. U.
II. De beoordeling
...
A. Ten aanzien van mevr. L.
Het is niet betwist dat mevr. L. in dienst is van mevr. U. Als werkneemster voldoet zij niet aan de definitie van onderneming vervat in art. 2, 1° WMPC.
L.O. kan bijgevolg wegens schending van art. 95 WMPC geen stakingsvordering instellen tegen mevr. L., noch een afgeleide vordering, zoals de gemeenverklaring van het vonnis.
De vordering is ongegrond ten aanzien van mevr. L.
B. Ten aanzien van mevr. U.
L.O. verwijt mevr. U. in essentie dat zij de facto nagenoeg de volledige cliëntèle van haar voormalige werkgever heeft overgenomen, zonder daarvoor enige vergoeding te betalen.
Volgens de rechtbank is het niet bewezen dat mevr. U. zich heeft schuldig gemaakt aan onrechtmatige marktpraktijken.
Het uitgangspunt inzake afwerving van cliëntèle is het gegeven dat dit tot het wezen van concurrentie behoort. Het wordt enkel onrechtmatig als dit gepaard gaat met bijzondere bijkomende omstandigheden.
Het gebruik van onrechtmatig verkregen bedrijfsgeheimen kan zo een omstandigheid zijn.
De bijzondere omstandigheden waarop L.O. zich in casu beroept, zijn het massale karakter van de afwerving, wat tot een destabilisatie van haar zaak heeft geleid, en het feit dat mevr. U. gebruik zou hebben gemaakt van onrechtmatig verkregen klantenlijsten.
De rechtbank sluit zich aan bij de stelling dat het loutere feit dat de afwerving van cliëntèle een zekere desorganisatie bij de concurrent tot gevolg heeft, op zich niet onrechtmatig is maar wel het logische gevolg is van het vrije marktspel (J. Stuyck, Beginselen van Belgisch privaatrecht, XIII, Handels- en economisch recht, Deel II. Mededingingsrecht, A. Handelspraktijken, 2004, p. 177, nr. 216; B. Michaux, “Concurrence déloyale et anciens co-contractants. Les mises au point de la dernière jurisprudence”, TBH 1994, (578) 588).
De desorganisatie is wederrechtelijk als de afwerving intentioneel gebeurde met het oog op het toebrengen van schade bij de concurrent.
In deze zaak is een dergelijke intentie niet aangetoond.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat mevr. U. niet verbonden was door een niet-concurrentieverplichting. Na haar ontslag stond het mevr. U. vrij om in dezelfde sector actief te blijven.
Het is niet meer dan normaal dat de overstap van een kapster met een lange staat van dienst in een plaatselijke onafhankelijke kapperszaak ook de overstap van een aanzienlijk gedeelte van de cliëntèle met zich meebrengt.
Tussen kapsters en de klanten bestaat er een grote vertrouwensband, en dit ingevolge de aard zelf van de dienstverlening. De meeste klanten veranderen niet graag van kapster eens dat men een goede kapster heeft gevonden. Dit is zeker het geval voor klanten van onafhankelijke kapsalons die geen deel uitmaken van een keten.
L.O. had zich bij de overname van het handelsfonds daarvan rekenschap moeten geven. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen of partijen bij de verkoop van het handelsfonds geen verkoopprijs hebben afgesproken die rekening houdt met de omzet gedurende een bepaalde periode na de overdracht. L.O. legt de contractuele bepaling inzake de verkoopprijs niet voor.
De rechtbank acht het evenmin bewezen dat mevr. U. zich schuldig zou hebben gemaakt aan het gebruik van onrechtmatig verkregen klantenlijsten. De foto’s die L.O. dienaangaande bijbrengt, bewijzen niets. De rechtbank acht het plausibel dat de overgang van die cliëntèle heeft plaatsgevonden door de eigen informatiecampagne die mevr. U. vanaf november heeft opgezet en door de verspreiding van het nieuws via mond-tot-mondreclame in de gemeente.
Tijdens de behandeling ter zitting is wel gebleken dat mevr. U. nog tijdens haar dienstverband een aanvang heeft genomen met de organisatie van de opening van haar eigen handelszaak. Zo heeft zij de handelshuurovereenkomst reeds midden oktober ondertekend, tijdens haar opzegperiode. De rechtbank kan zich niet uitspreken of deze handelingen een schending vormen van de arbeidsovereenkomst en de Arbeidsovereenkomstenwet (schending loyauteitsverplichting). Maar zelfs als een dergelijke schending zou voorliggen, kan dit de stakingsvordering niet rechtvaardigen, omdat de bewuste schendingen hebben plaatsgevonden op het ogenblik dat mevr. U. nog werkneemster was.
Wel acht de rechtbank het niet bewezen dat mevr. U. noch mevr. L. op aangeven van mevr. U., vanaf 15 oktober 2011 op stelselmatige wijze klanten in de zaak zelf hebben ingelicht over de op stapel staande opening van de nieuwe zaak. In de verklaring van de werkneemster van L.O. is sprake van één dergelijk voorval, maar mevr. U. en mevr. L. hebben dit steeds ontkend.
Gelet op de goede verstandhouding tussen mevr. U. en mevr. L. en de (verre) familieband die tussen hen beiden bestaat, was het voorzienbaar dat mevr. L. graag bij mevr. U. ging werken. Aan het ontslag van mevr. L. is bijgevolg evenmin een onrechtmatig karakter verbonden.
Volgens de rechtbank is het verlies van de cliëntèle niet veroorzaakt door onaanvaardbare begeleidende omstandigheden, maar is dit te wijten aan het normale spel van concurrentie en de eigenheid van de kappersbranche.
De vordering van L.O. is ongegrond.