Wet 2 juni 2010 tot wijziging van het gerechtelijk wetboek ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer waarbij bepaalde familiezalken in raadkamer worden gehouden.
uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Art. 757.
§1. Behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen, zijn de pleidooien, de verslagen en de vonnissen openbaar.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 verlopen de volgende gerechtelijke procedures in raadkamer, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, wat de pleidooien en verslagen betreft :
1° de gerechtelijke procedures inzake afstamming bedoeld in de artikelen 312, § 2, 314, 318, 322, 329bis, 330 en 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek;
2° de gerechtelijke procedure inzake de vordering tot uitkering voor levensonderhoud, opvoeding en passende opleiding, bedoeld in artikel 338 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover de verweerder bij de eerste verschijning voor de rechtbank of het hof enkel het bedrag betwist van de uitkering tot levensonderhoud;
3° de gerechtelijke procedures inzake het ouderlijk gezag, bedoeld in de artikelen 373, 374, 375bis, 387bis en 387ter van het Burgerlijk Wetboek;
4° /
5° /
6° de gerechtelijke procedure inzake de wettelijke samenwoning, bedoeld in artikel 1479 van het Burgerlijk Wetboek;
7° de gerechtelijke procedures inzake adoptie, bedoeld in het vierde deel, boek IV, hoofdstuk VIIIbis van het Gerechtelijk Wetboek;
8° de gerechtelijke procedures inzake voogdij, bedoeld in de artikelen 1235 en 1236bis van het Gerechtelijk Wetboek;
9° de gerechtelijke procedures inzake de beschermingsmaatregelen bedoeld in deel IV, boek IV, hoofdstuk X;]2
10° de gerechtelijke verzoeningsprocedures inzake vorderingen van echtgenoten betreffende hun wederzijdse rechten en verplichtingen en hun huwelijksvermogenstelsel, bedoeld in artikel 1253quater van het Gerechtelijk Wetboek;
11° de gerechtelijke procedures betreffende de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed, bedoeld in het vierde deel, boek IV, hoofdstuk XI, van het Gerechtelijk Wetboek voor zover partijen persoonlijk verschijnen;
12° de gerechtelijke procedures betreffende de bescherming van het grensoverschrijdend hoederecht en bezoekrecht bedoeld in het vierde deel, boek IV, hoofdstuk XIIbis, van het Gerechtelijk Wetboek;
13° de gerechtelijke procedures betreffende rechtsvorderingen die samenhangen met die welke bedoeld zijn in 1° tot 12°, voor zover zij op dezelfde zitting worden behandeld.
De rechter kan evenwel in elke stand van het geding, naargelang de omstandigheden, de openbaarheid van de debatten bevelen, hetzij ambtshalve, hetzij op vraag van het openbaar ministerie of van een partij in het geding , behalve wat de in het eerste lid, 9°, bedoelde procedures betreft.