Overeenkomsten kunnen voorzien in een geschillenregeling. Partijen hebben immers zelf het recht te bepalen hoe hun geschillen naar aanleiding van een overeenkomst zullen beslecht worden. De rechtbank kan niet anders dan deze regels respecteren en hun rechtsmacht afwijzen wanneer deze regels niet gerespecteerd worden. Partijen hebben immers het recht de dure lange rechtsgang voor de rechtbank uit te sluiten of te onderwerpen aan voorafgaande voorwaarden zoals niet in het minst rechtstreekse contacten en dialoog tussen de partijen. Advocaten dienen hierop toe te zien en de regels die partijen zichzelf hebben opgelegd, respecteren, op straffe van aansprakelijkheidsvorderingen.
Heel wat overeenkomsten voorzien in een bemiddeling om hierna de geschillen ofwel door arbiters (zelf gekozen rechters) of door de rechtbank te laten beslechten.
Wanneer een overeenkomst voorziet in een geschillenregeling met voorafgaande onderhandeling en/of bemiddeling, mag de rechter nooit oordelen dat een bemiddeling/onderhandeling zinloos is/was en dat derhalve de partijen zich tot de rechter kunnen/konden wenden zonder eerst tot bemiddeling/onderhandeling over te gaan.
Overeenkomsten strekken de partijen tot wet en de rechter is verplicht ze toe te passen. De rechter is niet bevoegd om een contractuele geschillenregeling ter zijde te schuiven. De rechter kan en mag niet oordelen of een contractueel voorziene geschillenregeling al dan niet zinloos is. Enkel de partijen kunnen hierbij oordelen.
Een rechter is niet bevoegd om zelf waarheden te verkondigen. Een rechter kan van strikt persoonlijke hypothese geen waarheid maken. Partijen en partijen alleen oordelen bij het afsluiten van een overeenkomst waarin een onderhandeling of bemiddeling als geschillenregeling is opgenomen of deze zinvol of niet zinvol is. Partijen kunnen evenzeer in een overeenkomst bepalen dat voor of na een bemiddeling er een informele onderhandeling dient plaats te vinden. Het is perfect mogelijk dat na een mislukte bemiddeling een geslaagde rechtstreekse onderhandeling slaagt of dat een onderhandeling zou kunnen geslaagd hebben indien een bemiddeling mislukte.
Het begin, het verloop en het einde van de bemiddeling is een beslissing van de partijen. De bemiddelaar faciliteert de bemiddeling, hij leidt ze maar neemt er niet actief aan deel. Partijen geven het mandaat aan de bemiddelaar. De bemiddelaar aanvaardt dit mandaat, of aanvaardt dit onder voorwaarden. De bemiddelaar kan zijn mandaat teruggeven aan de partijen en zich uit de bemiddeling terugtrekken. De bemiddelaar kan aan zijn of haar mandaat een einde maken maar niet aan de bemiddeling zelf. De bemiddelaar kan dus beslissen dat hij of zij in deze zaak niet verder wil bemiddelen.
Maar de bemiddeling zelf eindigt pas wanneer partijen een overeenkomst bereiken over het einde van de bemiddeling, dan wel indien één van de partijen de bemiddeling eindigt. Zonder deze beslissing van één of beide partijen, dienen zij nadat de bemiddelaar zich heeft teruggetrokken, een andere bemiddelaar te zoeken. Een bemiddelaar hoeft niet te motiveren waarom deze zich terugtrekt. De redenen kunnen overeenstemmen met deze die de bemiddelaar opgeeft, maar kunnen ook (daarnaast) van een andere aard zijn, zoals bv. de vaststelling dat de bemiddelaar niet meer onafhankelijk wil of kan optreden.