Nadat in artikel 1560 Ger. W. is bepaald dat de schuldeiser de uitwinning kan vervolgen van de onroerende goederen die eigendom zijn van zijn schuldenaar, wordt bij artikel 1561 Ger. W. voorgeschreven:
"Niettemin kan het beslag op het onverdeelde aandeel van de schuldenaar door zijn persoonlijke schuldeisers niet worden ten uitvoer gebracht vóór de verdeling of de veiling, die zij kunnen vorderen of waarin zij gerechtigd zijn tussen te komen, met dien verstande dat de overeenkomst van onverdeeldheid gesloten vóór de vordering tot verdeling of vóór de akte tot vestiging van de hypotheek, moet worden in acht genomen".
Bij artikel 1207 Ger. W. wordt bepaald dat de verdeling gerechtelijk geschiedt bij gebrek aan akkoord van alle mede-eigenaars met een minnelijke verdeling.
De schuldeiser, die pas tot effectieve uitwinning van het onverdeeld aandeel van de schuldenaar kan overgaan dan nadat het onroerend goed zal zijn verdeeld of geveild, bezit hiertoe op grond van artikel 1561 Ger.W. een eigen recht om de verdeling of veiling te vorderen.
zie o.m.: E. Dirix en K. Broeckx, Beslag in APR, Mechelen, Kluwer, 2010, p. 96-97, nr. 117 en p. 525-526, nr. 854; T. Van Sinay, Handboek gerechtelijke verdeling, Gent, Larcier, 2010, p. 56, nr. 85.
De gedwongen openbare verkoop van een onverdeeld onroerend goed kan niet bevolen worden zonder voorafgaande vereffening-verdeling behoudens akkoord van alle onverdeelde deelgenoten.
Overeenkomstig artikel 1395 Ger.W., behoort het verzoek tot benoeming van een notaris, na uitvoerend beslag op onroerend goed, niet tot de bevoegdheid van de familierechtbank maar van de beslagrechter terwijl de vordering tot vereffening-verdeling met aanstelling van een notaris tot de bevoegdheid van de familiekamer behoort.
De beslagrechter (beslagkamer) en de familierechter (familiekamer), zijn twee rechters (kamers) van dezelfde rechtbank van eerste aanleg.
Aldus zijn er twee vorderingen noodzakelijk om tot de verkoop over te gaan. De vordering tot vereffening-verdeling (bevoegdheid familierechter) tot aanstelling van een notaris-vereffenaar en de vordering tot aanstelling van een notaris gelast met de verkoop (bevoegdheid beslagrechter).
Samenhang kan niet ingeroepen worden in het geval van een uitsluitende bevoegdheid van een ander rechtscollege om kennis te nemen van een van de twee verzoeken.
Onderscheid dient gemaakt tussen een bevoegdheidsincident tussen twee verschillende rechtscolleges en een verdelingsincident binnenin eenzelfde rechtsmacht, i.e. de rechtbank van eerste aanleg.
88, § 2 Ger.W. heeft betrekking op “de incidenten in verband met de verdeling van de zaken onder de afdelingen, secties, kamers of rechters van een zelfde rechtbank”.
Het exclusief karakter van de bevoegdheden van zowel de familierechtbank als van de beslagrechter, lijkt het samenvoegen uit hoofde van de samenhang te beletten.
Anderzijds kan niet voorbijgegaan aan de vaststelling dat de betrokken kamers tot dezelfde rechtbank van eerste aanleg behoren.
Art. 88, § 2 Ger.W. voorziet dat incidenten inzake de verdeling van zaken tussen de afdelingen van de rechtbank in limine litis dienen opgeworpen door d epartijen of door de rechter.
Artikel 568 Ger.W. voorziet in de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg om kennis te nemen van het geschil in het algemeen onder voorbehoud van het opwerpen van een exceptie door de verweerder of van een exclusieve bevoegdheid).
Artikel 566 Ger. W. voorziet in mogelijkheid tot samenvoeging omwille van de samenhang van de vorderingen die, afzonderlijk genomen, vóór verschillende rechtscolleges gebracht zouden moeten worden, en verbiedt deze niet in geval van exclusieve bevoegdheid.
Op basis van deze overwegingen zouden deze vorderingen dus wel degelijk kunnen samengevoegd
Dit neemt niet weg dat in de rechtspraak (zoals verder hierna weergegeven) de samenvoeging werd verworpen.