"In zoverre het cassatieberoep gericht is tegen de beslissing over het beginsel van aansprakelijkheid
Het overige gedeelte van het middel
Het vonnis stelt vast dat de trambestuurder, op het ogenblik dat hij het voertuig opmerkte dat de sporen overstak, de tram nog ruim vóór de aanrijding tot stilstand had kunnen brengen, dat hij alleen het geluidssein heeft doen luiden en dat hij noch vertraagd noch geremd heeft, waardoor hij art. 27, § 2 van het KB van 15 september 1976 houdende reglement op de politie van personenvervoer per tram, pre-metro, metro, autobus en autocar, overtreden heeft.
De eiseres voert aan dat de naleving van de in dat artikel bepaalde verplichtingen beoordeeld moet worden rekening houdend met de verplichting die op de automobiliste rustte om niet stil te houden op de tramsporen maar zich, integendeel, zo snel mogelijk daarvan te verwijderen.
Zelfs als het tot stilstand te brengen van het voertuig een fout zou zijn, wat het arrest overigens niet vaststelt, dan nog ontslaat die stilstand de bestuurder van het spoorvoertuig niet van de verplichting om te vertragen of stil te houden, wanneer hij bijtijds een verkeersbelemmering opmerkt waardoor het gevaarlijk wordt zijn snelheid aan te houden of verder te rijden. Geen enkele wetsbepaling geeft de trambestuurder het recht om ervan uit te gaan dat de weggebruiker die hij op het spoor waarneemt, het zal verlaten hebben op het ogenblik dat hij zelf die plaats bereikt.
Het middel kan niet worden aangenomen."