De Politierechtbank te Brugge diende een zaak te behandelen waarbij een persoon onderworpen werd aan een ademanalyse.
Er werd nogal stuntelig opgetreden, althans volgens het proces-verbaal.
De verbalisanten gaan aan de slag met een ademanalysetoestel en noteren een resultaat van 0,71 mg/liter. Volgens hen is dit resultaat ongeldig en gaan zij nadien over tot een 2de ademanalysetest die een resultaat geeft van 0,79 mg/liter. Ook dit resultaat wordt door de verbalisanten ongeldig gegeven.
Hierna gaan zij over tot de bloedproef en motiveren dit door te stellen dat het onmogelijk is om een ademanalyse uit te voeren.
Bij de behandeling van de zaak bleek dat er geen tickets konden worden voorgelegd waaruit bleek dat de ademanalyses ongeldig waren. De verbalisanten verklaarden dat hun printer defect was.
De ijverige verbalisanten namen dan maar hun fototoestel om de resultaten van de testen te fotograferen.
Een en ander kan de rechter bepaald niet smaken.
Er wordt enerzijds vastgesteld dat er wel degelijk 2 ademanalyses gebeurd zijn met 2 verschillende toestellen terwijl er slechts 1 toestel in het proces-verbaal werd omschreven.
Er werd gesteld dat er 2 ongeldige ademanalyses waren maar er werden wel 2 geldige resultaten opgeschreven, namelijk 0,71 en 0,79 mg/liter.
Er liggen geen tickets voor zodat de rechtbank in het dossier geen tastbaar bewijs van deze ademanalyses kan terug vinden.
Met de foto’s kan geen rekening gehouden worden. Zij hebben geen bewijswaarde omdat zij hun wettelijk voorziene ticket (voorzien in artikel 27 van het Koninklijk Besluit van 21 april 2007) niet kunnen vervangen. De rechtbank merkt zelfs op dat deze foto’s niet garanderen dat zij slaan op de testen die betrekking hebben op de beklaagde, nu zelf het serienummer van de beide toestellen niet te verifiëren is.
De rechtbank hekelt dan ook de grote onduidelijkheid nopens de controleprocedure en herinnert aan de bepalingen met betrekking tot de bloedproef. De bloedproef kan slechts worden uitgevoerd wanneer aan de voorwaarden voldaan is om tot de bloedproef over te gaan (artikel 63, paragraaf 1 van de wegverkeerwet). Concreet en in casu betekende dit dat er slechts tot bloedproef kon worden overgegaan indien de ademanalyse niet kon uitgevoerd worden en de betrokkene zich blijkbaar bevond in een toestand bedoeld in artikel 34 paragraaf 2 of in een toestand bedoeld in artikel 35 (artikel 36 paragraaf 1, ten 2de).
Uit alle voormelde verwarringen meent de rechtbank te kunnen afleiden dat er niet kon besloten worden tot rechtsgeldigheid van de bloedproef hetgeen in het voordeel van de beklaagde speelt waardoor er geen bewijs werd geleverd van een rechtsgeldig vastgestelde alcoholintoxicatie waarna betrokkene werd vrijgesproken.
In dze bijdrage gaan we verder in op onregelmatigheden bij de controle van ademanalyse en bloedanalyse.