Een voetganger wordt aanzien als een zwakke weggebruiker wanneer deze betrokken raakt in een ongeval met een motorrijtuig.
De bijzondere regeling (lees recht op vergoeding staat ingeschreven in art Artikel 29bis van de wet van 21/11/1989 WAM wet. Deze bepaling gebruikt niet de term "zwakke weggebruiker" maar regelt een recht op vergoeding voor eenieder die betrokken is in een ongeval, buiten de bestuurder die het ongeval heeft veroorzaakt.
Dit artikel stelt: "Buiten de bestuurder die het ongeval heeft veroorzaakt, heeft eenieder die betrokken is in een ongeval met een motorrijtuig op de openbare weg steeds recht op de vergoeding van de schade die voortvloeit uit lichamelijke letsels, zelfs zo hij een fout heeft begaan".
In geval van een verkeersongeval waarbij één of meerdere motorvoertuigen betrokken zijn, wordt alle schade geleden door de slachtoffers en hun rechthebbenden en voortkomend uit lichamelijke letsels of overlijden, solidair vergoed door de verzekeraars. De schade aan kleding alsook aan functionele protheses wordt eveneens gedekt.
Uitzondering: een slachtoffer ouder dan 14 jaar die het ongeval opzettelijk heeft veroorzaakt en dus de gevolgen ervan heeft gewild, kan zich niet beroepen op de bepalingen die van toepassing zijn voor de zwakke weggebruiker.
Uittreksel KB 1 DECEMBER 1975. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Titel II: Regels voor het gebruik van de openbare weg
Artikel 40. Gedrag van de bestuurders tegenover voetgangers
40.1. De bestuurder mag de voetgangers niet in gevaar brengen die:
- zich bevinden op een trottoir, een deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers door het verkeersbord D9 of D10, een berm of een vluchtheuvel;
D9 D10
- zich bevinden op een openbare weg gesignaleerd door de verkeersborden F99a of F99b of ingericht als speelstraat;
F99a F99b
- zich bevinden in een zone afgebakend door de verkeersborden F12a en F12b of F103 en F105;
F12a F12b
F103 F105
- op de rijbaan gaan onder de in dit reglement voorziene voorwaarden.
40.2. De bestuurder moet dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen, bejaarden of personen met een handicap, inzonderheid blinden met een witte of een gele stok en de personen met een handicap die een voertuig besturen dat zijzelf voortbewegen of dat uitgerust is met een elektrische motor waarmee niet sneller dan stapvoets kan gereden worden. Hij moet vertragen en zo nodig stoppen.
40.3.1. De bestuurder moet zijn snelheid matigen wanneer hij rijdt langs een autocar, een autobus, een trolleybus, een minibus of een spoorvoertuig die stilstaan om reizigers te laten in- of uitstappen.
40.3.2. Bij afwezigheid van een vluchtheuvel aan de halteplaats van een voertuig voor gemeenschappelijk vervoer, moet de bestuurder die rijdt langs de kant waar de reizigers in- of uitstappen, dezen de gelegenheid laten in alle veiligheid het voertuig, het trottoir, het deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers door het verkeersbord D9, of de berm te bereiken. Daartoe moet hij stoppen om het in- en uitstappen mogelijk te maken en hij mag slechts opnieuw vertrekken met matige snelheid.
D9
40.4.1. Op plaatsen waar het verkeer geregeld wordt door een bevoegd persoon of door verkeerslichten, moet de bestuurder, zelfs wanneer het verkeer in zijn rijrichting is opengesteld, de voetgangers die zich regelmatig op de rijbaan hebben begeven, de gelegenheid laten het oversteken met een normale gang te beëindigen.
Bovendien, zo er op die plaatsen een oversteekplaats voor voetgangers is, moet de bestuurder in ieder geval stoppen voor de oversteekplaats voor voetgangers wanneer het verkeer in zijn rijrichting gesloten is.
40.4.2. Op plaatsen waar het verkeer niet geregeld wordt door een bevoegd persoon of door verkeerslichten, mag de bestuurder een oversteekplaats voor voetgangers slechts met matige snelheid naderen. Hij moet voorrang verlenen aan de voetgangers die er zich op bevinden of op het punt staan zich erop te begeven.
40.5. De bestuurder mag een oversteekplaats voor voetgangers niet oprijden wanneer het verkeer zodanig belemmerd is dat hij waarschijnlijk op die oversteekplaats zou moeten stoppen.
40.6. Bij het voorbijrijden van een hindernis waar de voetgangers omheen moeten gaan op de rijbaan, moeten de bestuurders langs die hindernis een vrije ruimte laten van ten minste één meter. Kan dit voorschrift niet nageleefd worden en loopt een voetganger ter hoogte van de hindernis, dan mag de bestuurder die hindernis niet sneller dan stapvoets voorbijrijden.
40.7. De bestuurder moet een zijdelingse afstand van ten minste één meter laten tussen zijn voertuig en de voetganger wanneer laatstgenoemde zich op de rijbaan bevindt onder de in dit reglement voorziene voorwaarden.
Buiten de bebouwde kom bedraagt de zijdelingse afstand ten minste 1,5 meter.
Indien deze minimumafstand niet nageleefd kan worden, mag de bestuurder slechts stapvoets rijden en zo nodig moet hij stoppen.
40.8. [ ... ] opgeheven (art. 12, KB 13-02-2007, BS 23-02-2007)
Artikel 42. Voetgangers
42.1. De voetgangers moeten de trottoirs, de delen van de openbare weg voor hen voorbehouden door het verkeersbord D9 of D10, of de begaanbare verhoogde bermen volgen en, zo er geen zijn, de begaanbare gelijkgrondse bermen.
D9 D10
42.2.1. De personen die een rijwiel, een gemotoriseerd rijwiel, een voortbewegingstoestel of een tweewielige bromfiets aan de hand leiden of die voorwerpen vervoeren die veel plaats innemen, moeten de rijbaan volgen zo zij in aanzienlijke mate de andere voetgangers hinderen.
42.2.2. Zijn er geen begaanbare trottoirs of bermen, dan mogen de voetgangers de andere gedeelten van de openbare weg volgen.
1° Wanneer de voetgangers het fietspad volgen, moeten zij voorrang verlenen aan de fietsers en bromfietsers.
2° Wanneer de voetgangers de rijbaan volgen, moeten zij zich zo dicht mogelijk bij de rand van de rijbaan houden en behoudens bijzondere omstandigheden links in de door hen gevolgde richting gaan.
De personen die een fiets, een tweewielig gemotoriseerd rijwiel of een tweewielige bromfiets aan de hand leiden, moeten evenwel rechts in de door hen gevolgde richting gaan.
42.3. Stoeten, processies en voetgangers in groep vergezeld van een leider, mogen de rijbaan volgen; in dat geval moeten zij rechts gaan.
Groepen voetgangers van minimum vijf personen, vergezeld van een leider, mogen evenwel ook de linkerkant van de rijbaan volgen. In dat geval moeten zij achter elkaar lopen.
Wanneer de zichtbaarheidsvereisten, bedoeld in artikel 30 van toepassing zijn, moet de positie van de lichten, voorgeschreven in artikel 30.3.5°, omgekeerd worden.
42.4.1. De voetgangers moeten de rijbaan haaks op haar aslijn oversteken; zij mogen er, zonder dat het nodig is, noch slenteren, noch blijven staan.
Wanneer er op minder dan ongeveer 20 meter afstand een oversteekplaats voor voetgangers is, moeten de voetgangers deze oversteekplaats volgen.
De voetgangers mogen het verkeer niet nodeloos belemmeren op een trottoir dat de rijbaan oversteekt, zoals gedefinieerd in artikel 2.40.
42.4.2. Op de plaatsen waar tweekleurige voetgangerslichten zijn aangebracht, mogen de voetgangers zich niet op de rijbaan begeven zolang de lichten hun dat niet toelaten.
42.4.3. Op de plaatsen waar het verkeer geregeld wordt door een bevoegd persoon of door verkeerslichten zonder tweekleurige voetgangerslichten mogen de voetgangers zich slechts op de rijbaan begeven met inachtneming van de bevelen van de bevoegde personen of van de aanduidingen van de verkeerslichten.
42.4.4. Op de plaatsen waar het verkeer noch door een bevoegd persoon, noch door verkeerslichten geregeld wordt, mogen de voetgangers zich slechts voorzichtig op de rijbaan begeven en met inachtneming van de naderende voertuigen.
42.4.5. [ ... ] opgeheven (art. 15, KB 13-02-2007, BS 23-02-2007)
42.4.6. Behalve indien het hun toegestaan is door verkeerslichten, mogen de voetgangers zich niet op een oversteekplaats voor voetgangers begeven waarover een tramspoor of een eigen trambedding loopt, wanneer een tram nadert.
Artikel 22sexies. Verkeer in de voetgangerszones
F103 F105
22sexies.1. Tot voetgangerszones hebben alleen voetgangers toegang.
Evenwel :
1° hebben toegang tot die zones :
a) [ ... ] opgeheven (art. 8, KB 13-02-2007, BS 23-02-2007);
b) de voertuigen voor toezicht, controle en onderhoud van deze zone en de voertuigen voor het wegruimen van vuilnis;
c) de prioritaire voertuigen als bedoeld in artikel 37, wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt;
d) de voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer;
e) de bestuurders van voertuigen waarvan de garage binnenin die zones is gelegen en slechts toegankelijk is via die zones;
f) in geval van absolute noodzaak, de voertuigen van handelsondernemingen die in die zones gevestigd zijn en slechts via die zones toegankelijk zijn, wanneer deze voertuigen bestemd zijn voor leveringen en indien die leveringen een hoofdactiviteit van deze ondernemingen uitmaken;
g) in geval van absolute noodzaak, de voertuigen die dienen voor een werk in die zones.
h) toeristische miniatuurtreinslepen, bespannen voertuigen, rijwieltaxi's;
i) de voertuigen die gebruikt worden in het kader van de uitoefening van een medisch beroep of thuisverzorging.
j) [ ... ] opgeheven (art. 8, KB 13-02-2007, BS 23-02-2007).
In de gevallen bedoeld onder e) tot i) moeten de begunstigden aan de binnenkant van de voorruit van hun voertuig een vrije doorgangskaart aanbrengen die door de burgemeester of zijn gemachtigde is afgegeven; voor de bespannen voertuigen en de rijwieltaxi's moet de bestuurder in het bezit zijn van de vrije doorgangskaart.
2° tot die zones hebben toegang, indien verkeerstekens het voorschrijven en volgens de beperkingen die daarop vermeld staan :
a) de voertuigen die in die zones moeten laden of lossen;
b) de taxi’s, die binnen die zones een welbepaalde bestemming hebben om personen te laten in- en uitstappen;
c) de fietsers.
22sexies.2. In die zones mogen de voetgangers de volledige breedte van de openbare weg volgen.
De bestuurders die er mogen in rijden, moeten stapvoets rijden; ze moeten de doorgang vrij laten voor de voetgangers en zo nodig stoppen. Ze mogen de voetgangers niet in gevaar brengen en niet hinderen.
In die zones moeten de fietsers van hun fiets afstappen wanneer de dichtheid van het voetgangersverkeer hun doorgang bemoeilijkt.
Het spelen is toegelaten.
Het is verboden te parkeren in die zones.