Deze uiteenzetting is beperkt tot de buitencontractuele foutaansprakelijkheid. De contractuele aansprakelijkheid en de objectieve aansprakelijkheid vallen derhalve buiten deze uiteenzetteling.
Een fout is een maatschappelijk onaanvaardbare gedraging die als een schuldig gedrag of nalatigheid toerekenbaar is. Het is aldus of een daad of een verzuim die een normaal voorzichtig mens in dezelfde omstandigheden niet zou stellen. Die onrechtmatigheid kan bestaan in een overtreding van een specifieke gedragsnorm of een overtreding van de algemene zorgvuldigheidsnorm (P. VAN OMMESLAGHE, Droit des obligations. Tome deuxième. Sources des obligations, Brussel, Bruylant, 2010, 1189-1191; W. VAN GERVEN en A. VAN OEVELEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 368-369).
Een fout is bovendien een overtreding van een wettelijke of reglementaire bepaling die een bepaald gedrag voorschrijft of verbiedt,
De miskenning van een specifieke rechtsnorm op zich volstaat dus in principe om het onrechtmatig karakter van deze daad te aanvaarden. De enkele vaststelling van de inbreuk op een norm die een welbepaalde gedraging gebiedt of verbiedt, bewijst in de regel het onrechtmatig karakter daarvan.
Een fout leidt tot burgerrechtelijke aansprakelijkheid van diegene die de overtreding heeft begaan wanneer die fout schade veroorzaakt, behoudens onoverwinnelijke dwaling of enige grond tot ontheffing van aansprakelijkheid.
Het begrip fout wordt concreet door de rechter ingevuld. Het kan gaan om een daad of een verzuim. Opzet is niet vereist. om uit te maken of een handeling of een verzuim fout uitmaakt zal de rechter de gedragingen dienen te vergelijken met het gedrag van de goede huisvader, waarbij de vraag wordt gesteld hoe deze goede huisvader zich in een gelijkaardige situatie zou hebben gedragen.
Hierbij wordt geen rekening gehouden met de zwakheden of tekortkomingen van de betrokkene. ook hij die beschikt over slechts beperkte mogelijkheden zal vergeleken worden met de gemiddelde goede huisvader.
Om het gedrag van de persoon te beoordelen wordt principieel enkele rekening gehouden met externe kernmerken die niet terug te brengen zijn tot de individualiteit van de persoon. Aldus wordt rekening gehouden met de externe factoren tijd en ruimte en niet met de subjectieve kenmerken, eigen aan de persoon.
Gesteld wordt dan ook dat het foutbegrip in abstracto wordt beoordeeld. Deze algemene theorie wordt in de praktijk bij gekneed in die zin dat rekening wordt gehouden met de beroepsbekwaamheid van een persoon, niettegenstaande dit toch eerder een interne dan een externe, subjectieve in plaats van objectieve eigenschap van een persoon betreft. Het wordt dan weer abstracter wanneer rechtspraak en rechtsleer stelt dat het oordeel inzake de beroepsbekwaamheid niet slaat op de werkelijke beroepsbekwaamheid in concreto van de betrokkene, maar eerder over de veronderstelde beroepsbekwaamheid van een gelijkaardige persoon, zijnde de noodzakelijke kennis vereist om een bepaald beroep uit te oefenen. Hiermee wordt de poort zeker niet open gezet om rekening te houden met de interne kenmerken van een (normale zorgvuldige) persoon.
Immers, in een arrest van het Hof van Cassatie van 9 december 2011, TBBR 2017/10, 545, wordt gesteld dat de rechter geen rekening mag houden
met kenmerken eigen aan het slachtoffer, zoals zijn onervarenheid. Het Hof van Cassatie sluit in dit arrest alle interne omstandigheden uit. Toch aanvaarde het Hof i het verleden dat rekening gehouden werd met leeftijd, met hoedanigheid (vrijwilliger: Cass. 5 juni 2003, Arr.Cass. 2003, 1337, JLMB 2004, 543, noot D. PHILIPPE, TBBR 2005, 110, noot B. WEYTS.).
Aldus mag geconcludeerd dat ervaring en gebrek eraan (zijnde zeer subjectieve crtiteria bij de beoordeleing van fout) geen criterium kunnen en mogen uitmaken bij de beoordeling van het Juridisch Foutcriterium van artikel 1382 B.W.(Zie: C. De Ridder, Heeft ervaring een plaats in de zorgvuldigheidsnorm, noot onder Cass. 9 decemmber 2011, TBBR, 2017, 547, Jurabibliotheek elfri.be)
Ook de lichtste fout leidt tot aansprakelijkheid. in andere takken van het recht wordt er wel degelijk rekening gehouden met de ernst van de fout zoals bij de kennelijke grove fout of herhaalde fouten in het arbeidsrecht of met opzettelijke dan wel grove fout als voorwaarde van regresvorderingen.
• elke niet naleving van een wettelijke verplichting maakt een fout uit.
• elk (verkeers)misdrijf maakt een fout uit
• ook de niet naleving van zorgvuldigheidsnorm, rekening houdende met de stand van de wetenschap en techniek en dus de vigerende kennis maakte een fout uit.
Eigenaardig genoeg ook wordt een vergissing niet gelijkgesteld met een fout. Een verkeerde diagnose maakt derhalve niet steeds een fout uit zijzelf slechts een fout uitmaken indien de normale gemiddelde medicus die foutieve diagnose niet had gesteld. een vergissing maakt slechts een fout uit wanneer de vergissing zelf tot stand gekomen is door een foutief gedrag, zijnde lichtzinnig verleend, onvoldoende voorbereid, onvoldoende afgewogen, en zonder de vereiste inspanning.
Kan een contractuele fout terzelfdertijd resulteren een buitencontractuele aansprakelijkheid?
De dader dient zich anders dan in het kader van de objectieve aansprakelijkheid bij de foutaansprakelijkheid bewust zijn van zijn fout.
Minderjarigen zijn principieel persoonlijk aansprakelijk voor de door hen veroorzaakte schade, mits zij voldoende bewust zijn van hun daden (door de rechter in concreto beoordeeld meestal op de grens van zeven jaar).
Krankzinnigen: vallen buiten de klassieke aansprakelijkheidsregeling. Voor hen werd voorzien in een billijkheidsregeling ingeschreven in 1386 bis B.W. Deze bepaling voorziet dat de rechter bij schade aangericht door krankzinnigen een regeling naar billijkheid kan uitwerken waarbij de respectieve vermogenstoestand van dader en slachtoffer kan worden afgewogen.
Rechtspersonen: kunnen aangesproken worden voor hun fouten op basis van de orgaantheorie. Op basis van deze theorie is de rechtspersoon persoonlijk aansprakelijk op grond van art. 1382 B.W. in de gevallen waarin het orgaan een fout begaat binnen de uitvoering van zijn opdracht. Niets belet de schadelijder om ook het orgaan persoonlijk zou kunnen aanspreken.
Overmacht: Een fout zal niet leiden tot aansprakelijkheid indien de "dader"
kan aantonen dat hij ingevolge omstandigheden onafhankelijk van zijn
wil in de volstrekte onmogelijkheid verkeerde die daad niet te stellen. Ook een bevel van de overheid of een onoverwinnelijke dwaling ontslaan de aansprakelijkheid.