Zo stelt artikel 378 juncto 410 van het burgerlijk wetboek, Dat de vrederechter de ouders (en bij afwezigheid van de ouders de voogd) een bijzondere machtiging dient te verlenen om:
1° de goederen van de minderjarige, met uitzondering van de vruchten en de onbruikbare voorwerpen, te vervreemden, tenzij het beheer is opgedragen aan een instelling bedoeld in artikel 407, § 1, 4°;
2° een lening aan te gaan;
3° de goederen van de minderjarige te hypothekeren of in pand te geven;
4° een pachtcontract, een handelshuurovereenkomst of een gewone huurovereenkomst van meer dan negen jaar te sluiten alsook een handelshuurovereenkomst te hernieuwen;
5° [2 een nalatenschap, een algemeen legaat of een legaat onder algemene titel te verwerpen [4 , onverminderd artikel 784/1]4 of te aanvaarden, wat slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving kan geschieden; de vrederechter kan bij een met redenen omklede beschikking machtiging verlenen om een nalatenschap, een algemeen legaat of een legaat onder algemene titel zuiver te aanvaarden, rekening houdende met de aard en de omvang van het geërfde vermogen en voor zover de baten kennelijk de lasten van het geërfde vermogen overschrijden;]2
6° een schenking of een legaat onder bijzondere titel te aanvaarden;
7° de minderjarige in rechte te vertegenwoordigen als eiser bij de andere rechtsplegingen en handelingen dan die bedoeld in de artikelen 1150, 1180-1° en 1206 van het Gerechtelijk Wetboek; (Geen enkele machtiging is evenwel vereist in geval van burgerlijke partijstelling [1 ...]1;) <W 2003-02-13/54, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
8° een overeenkomst van onverdeeldheid te sluiten;
9° een onroerend goed aan te kopen;
10° [3 de minderjarige te vertegenwoordigen in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam bij een door de wet toegelaten erfovereenkomst, waarbij de vermelde erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de minderjarige, de verzaking aan rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben;]3
11° een dading aan te gaan of een arbitrage-overeenkomst te sluiten;
12° een handelszaak voort te zetten die is verkregen door wettelijke erfopvolging of door erfopvolging krachtens uiterste wil. Het bestuur van de handelszaak mag worden opgedragen aan een bijzondere bewindvoerder onder het toezicht van de voogd. De vrederechter kan zijn toestemming te allen tijde intrekken;
13° souvenirs en andere persoonlijke voorwerpen, zelfs als het om voorwerpen van geringe waarde gaat te vervreemden.
(14° te beschikken over de goederen die onbeschikbaar zijn op grond van een beslissing genomen krachtens artikel 379, op grond van artikel 776 of overeenkomstig een beslissing van de familieraad genomen voor de inwerkingtreding van de wet van 29 april 2001 tot wijziging van verscheidene wetsbepalingen inzake de voogdij over minderjarigen.) <W 2003-02-13/54, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
§ 2. De verkoop van de roerende of onroerende goederen van de minderjarige gebeurt openbaar. Aan de voogd kan evenwel machtiging worden verleend om de roerende of onroerende goederen onderhands te verkopen.
Deze machtiging wordt verleend indien het belang van de minderjarige zulks vereist. Er wordt uitdrukkelijk in vermeld waarom de onderhandse verkoop de belangen van de minderjarige dient. Onroerende goederen worden verkocht overeenkomstig het ontwerp van verkoopakte opgesteld door een notaris en goedgekeurd door de vrederechter.
De vrederechter wint de nodige inlichtingen in. Hij kan inzonderheid het advies inwinnen van eenieder die hij daartoe geschikt acht.
Souvenirs en andere persoonlijke voorwerpen kunnen niet worden vervreemd tenzij zulks volstrekt noodzakelijk is en worden ter beschikking van de minderjarige gehouden tot zijn meerderjarigheid.
In elk geval wordt de minderjarige die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt uitgenodigd om, indien hij dit wenst, gehoord te worden vooraleer machtiging kan worden verleend.
----------
(1)<W 2010-04-18/06, art. 2, 049; Inwerkingtreding : 20-05-2010>
(2)<W 2017-07-06/24, art. 70, 075; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(3)<W 2017-07-31/25, art. 4, 083; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(4)<W 2020-07-31/03, art. 77, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
In tegenstelling tot de voogden die hiervoor wel de machtiging van de vrederechter nodig hebben kunnen de ouders de minderjarigen in rechte vertegenwoordigen zonder voorafgaande machtiging door de vrederechter.
Bevoegdheid:
Art. 378.<W 2001-04-29/39, art. 12, 011; Inwerkingtreding : 01-08-2001> (§ 1.) Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 935, derde lid, is de machtiging van de vrederechter vereist om [2 de in artikel 410, § 1, 1° tot 6° en 8° tot 14° bepaalde handelingen]2 te verrichten waarvoor de voogd bijzondere machtiging van de vrederechter moet verkrijgen. <W 2003-02-13/54, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
[1 De territoriale bevoegdheid van de vrederechter wordt geregeld overeenkomstig artikel 629quater van het Gerechtelijk Wetboek. Bij gebrek aan woonplaats of gewone woonplaats van de minderjarige is de bevoegde vrederechter :
- die van de laatste gemeenschappelijke woonplaats in België van de ouders of in voorkomend geval, die van de laatste woonplaats in België van de ouder die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, en bij ontstentenis daarvan,
- die van de laatste gemeenschappelijke verblijfplaats in België van de ouders of in voorkomend geval, die van de laatste verblijfplaats in België van diegene die het ouderlijk gezag alleen uitoefent.]1
In het belang van de minderjarige kan de met toepassing van het vorige lid bevoegde vrederechter in een met redenen omklede beschikking beslissen om het dossier over te zenden aan de vrederechter van het kanton waar de minderjarige op duurzame wijze zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd.) <W 2003-02-13/54, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
De vrederechter beslist over het door de partijen of door hun advocaat ondertekende verzoekschrift. Indien de zaak slechts door een van de ouders bij de rechtbank aanhangig wordt gemaakt, wordt de andere gehoord of ten minste bij gerechtsbrief opgeroepen. Door die oproeping wordt hij partij in het geding.
(In geval van belangentegenstelling tussen de beide ouders, of wanneer één van hen verstek laat gaan, kan de vrederechter één van de ouders machtiging verlenen om alleen de handeling te verrichten waarvoor om de machtiging wordt verzocht.) <W 2003-02-13/54, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
In geval van belangentegenstelling tussen het kind en zijn ouders wordt door de vrederechter hetzij op verzoek van enig belanghebbende, hetzij ambtshalve een voogd ad hoc aangewezen.
(§ 2. De handelingen bedoeld in artikel 410, § 1, 7°, zijn niet onderworpen aan de machtiging bedoeld in § 1. In geval van belangentegenstelling tussen de minderjarige en zijn ouders wordt door de rechter bij wie de zaak aanhangig is, hetzij op verzoek van enig belanghebbende, hetzij ambtshalve, een voogd ad hoc aangewezen.) <W 2003-02-13/54, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
----------
(1)<W 2013-07-30/23, art. 62, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<W 2017-07-31/25, art. 3, 083; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
De handelingen bedoeld in artikel 410, § 1, 7° van het burgerlijk wetboek(het voeren van een procedure) zijn niet onderworpen aan de machtiging bedoeld in § 1. In geval van belangentegenstelling tussen de minderjarige en zijn ouders wordt door de rechter bij wie de zaak aanhangig is, hetzij op verzoek van enig belanghebbende, hetzij ambtshalve, een voogd ad hoc aangewezen.) <W 2003-02-13/54, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
verder uittreksel uit het burgerlijk wetboek:
Art. 379.<W 31-03-1987, art. 46> De ouders die belast zijn met het beheer van de goederen van hun minderjarige kinderen, zijn rekening en verantwoording verschuldigd wat betreft de eigendom en de opbrengsten van de goederen waarvan ze niet het genot hebben, en wat betreft de eigendom alleen, van de goederen waarvan hun volgens de wet het genot toekomt.
(Iedere rechterlijke beslissing waarbij uitspraak wordt gedaan over geldsommen die toekomen aan een minderjarige, beveelt ambtshalve dat voornoemde geldsommen worden geplaatst op een rekening die op zijn naam is geopend. Behoudens het recht op wettelijk genot, is de rekening onbeschikbaar tot het tijdstip van de meerderjarigheid van de minderjarige.
Wanneer de beslissing bedoeld in het vorige lid in kracht van gewijsde is gegaan, geeft de griffier daarvan kennis door toezending van een afschrift bij een ter post aangetekende brief aan de schuldenaars, waarna deze laatsten zich slechts met nakoming van de beslissing van de [1 familierechtbank]1 rechtsgeldig kunnen bevrijden. Wanneer een voogdij is opengevallen, zendt hij eveneens een afschrift aan de griffier van het vredegerecht waarvan de voogdij afhangt.) <W 2003-02-13/54, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
----------
(1)<W 2013-07-30/23, art. 63, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 380. (Opgeheven) <W 15-05-1912, art. 64>
Art. 381. (Opgeheven) <W 15-05-1912, art. 64>
Art. 382. (Opgeheven) <W 15-05-1912, art. 64>
Art. 383. (Opgeheven) <W 15-05-1912, art. 64>
Art. 384. <W 1995-04-13/37, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 03-06-1995> De ouders hebben het genot van de goederen van hun kinderen tot aan hun meerderjarigheid of hun ontvoogding. Het genot wordt gekoppeld aan het beheer : het behoort toe , hetzij aan de beide ouders samen hetzij aan de ouder die belast is met het beheer van de goederen van het kind.
Art. 385. (opgeheven) <W 1995-04-13/37, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 03-06-1995>
Art. 386. <W 31-03-1987, art. 49> De lasten van dit genot zijn :
1° Die waartoe vruchtgebruikers gehouden zijn;
2° Levensonderhoud, opvoeding en passende opleiding van de kinderen, overeenkomstig hun vermogen;
3° De betaling van de rentetermijnen of interesten van de kapitalen;
4° De begrafeniskosten en de kosten van de laatste ziekte.
Art. 387.Het strekt zich niet uit tot de goederen welke de kinderen door afzonderlijke arbeid en nijverheid verwerven, noch tot die welke hun geschonken of vermaakt worden onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de ouders daarvan het genot niet zullen hebben.
[1 In afwijking van het eerste lid heeft de ouder die ten aanzien van een van zijn kinderen onwaardig is, geen recht op het genot van de goederen van dat kind.]1
----------
(1)<W 2012-12-10/14, art. 7, 057; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 387bis.[1 In alle gevallen, en onverminderd de artikelen 584 en 1280 van het Gerechtelijk Wetboek [3 en artikel 7/1 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade]3, kan de familierechtbank in het belang van het kind, op verzoek van beide ouders of van één van hen, dan wel van de procureur des Konings, alle beschikkingen met betrekking tot het ouderlijk gezag opleggen of wijzigen, volgens het bepaalde in de artikelen [2 1253ter/4 tot 1253ter/6]1 van het Gerechtelijk Wetboek.]1
----------
(1)<W 2013-07-30/23, art. 64, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<W 2014-05-08/02, art. 46, 066; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<W 2017-03-19/08, art. 4, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art. 387ter.<Ingevoegd bij W 2006-07-18/38, art. 4; Inwerkingtreding : 14-09-2006> § 1. [1 Ingeval één van de ouders weigert de rechterlijke beslissingen met betrekking tot de verblijfsregeling van de kinderen of het recht op persoonlijk contact uit te voeren, kan de zaak opnieuw voor de reeds geadieerde familierechtbank worden gebracht [2 , overeenkomstig de in artikel 1253ter/7 van het Gerechtelijk Wetboek voorziene procedure]2
De rechter doet uitspraak met voorrang boven alle andere zaken.
[1 ...]1.
Hij kan nieuwe beslissingen nemen met betrekking tot het ouderlijk gezag of de huisvesting van het kind.
Onverminderd strafvervolging kan hij de partij die het slachtoffer is van de miskenning van de in het eerste lid bedoelde beslissing toestaan een beroep te doen op dwangmaatregelen. Hij bepaalt de aard van deze maatregelen en de nadere regels betreffende de uitoefening ervan, rekening houdend met het belang van het kind en wijst, indien hij zulks nodig acht, de personen aan die gemachtigd zijn de gerechtsdeurwaarder te vergezellen voor de tenuitvoerlegging van zijn beslissing.
De rechter kan een dwangsom uitspreken om te waarborgen dat de te nemen beslissing zal worden nageleefd en, in die hypothese, stellen dat voor de tenuitvoerlegging van die dwangsom, artikel 1412 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing is.
De beslissing is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad.
§ 2. Dit artikel is eveneens van toepassing wanneer de rechten van de partijen geregeld zijn door een overeenkomst zoals voorzien in artikel 1288 van het Gerechtelijk Wetboek. In dit geval, en onverminderd § 3, wordt de zaak bij de [1 familierechtbank]1 aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift op tegenspraak.
§ 3. In geval van absolute noodzaak, en onverminderd de mogelijkheid om een beroep te doen op artikel 584 van het Gerechtelijk Wetboek, kan bij eenzijdig verzoekschrift de toestemming worden gevraagd om een beroep te doen op de dwangmaatregelen als bedoeld in § 1. De artikelen 1026 tot 1034 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing. De verzoekende partij moet het verzoekschrift staven met alle dienstige stukken die aantonen dat de weigerende partij daadwerkelijk werd aangemaand haar verplichtingen na te komen en dat zij zich heeft verzet tegen de tenuitvoerlegging van de beslissing.
De inschrijving van het verzoekschrift is kosteloos. Het verzoekschrift wordt gevoegd bij het dossier van de rechtspleging die aanleiding heeft gegeven tot de beslissing die niet werd nageleefd, tenzij de zaak inmiddels bij een andere rechter aanhangig is gemaakt.
§ 4. Dit artikel doet geen afbreuk aan de internationale bepalingen die België verbinden op het vlak van de internationale ontvoering van kinderen.
----------
(1)<W 2013-07-30/23, art. 65, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<W 2014-05-08/02, art. 47, 066; Inwerkingtreding : 01-09-2014>