We bevinden ons ook niet op het platteland maar in de stad. Op het platteland waren er geen procureurskabinetten. De burgers dragen degelijk schoeisel en geen klompen en hebben duidelijk stadskledij aan. Op het platteland waren er geen procureurskabinetten of procureurscomptoirs. Bovendien zien we door het venster een herenhuis en geen dorpstafereel. De kabinetten van de procureurs waren bovendien in de stad gelegen vlak naast de gerechtsgebouwen
Wij kenden in België procureurs tot 1967. Zij waren de zogenaamde pleitbezorgers.
De procureur was de persoon die contact had met de cliënt, de erelonen ontving, het volledige dossier bijhield, instond voor de procedure, het agenda. De advocaat was daarentegen de universitair geschoolde rechtsgeleerde die slechts geconsulteerd werd met betrekking tot ernstige rechtsvragen en instond voor de pleidooien.
Procureurs werden door de mensen met veel eerbied bejegend. Op het schilderij zien we dat iedereen zijn hoed afneemt en er zelfs drempelvrees bestaat om bij hem binnen te komen. Hij beslist immers of de zaak een proces waard is. Of er daadwerkelijk met eieren kon betaald worden valt te betwijfelen. De gebogen vrouw wil vermoedelijk alleen duidelijk maken dat ze eieren wil voor haar geld, terwijl anderen betalen met gevogelte of andere zaken. Of die zaken voor de procureur bestemd zijn of voor de advocaat of voor de rechter is niet duidelijk
Achter de procureur hangt zijn kalender, waarop staat wanneer de zaken voorkomen. Een ongeduldige klant gaat achter de rug van de procureur de agenda zelf raadplegen. In de 17° Eeuw werde dossiers inderdaad in zakken bewaard.
De gewone man kon zelf geen proces voeren en benaderde een tussenpersoon die hem hielp met tal van nutteloze formaliteiten, waarbij voor elk papiertje diende betaald. De cliënt diende zijn hele verhaal aan de procureur te doen die dan het juridisch relevante ter beschikking stelde aan de advocaat.
Links op het paneel zien we de klerk. Elke procureur had een klerk, maar zeker niet elke rechtsgeleerde advocaat.
Hij is degene die al dat papier schrijft. Hij heeft niet alleen een inktpot maar ook een potje water om inkt te wissen en hij is bezig de rekening te maken, evenwel niet op papier maar op een lei met een griffel, de betaling gebeurt dus in het zwart.
De tijd die elke cliënt krijgt wordt afgemeten met de zandloper die vlak voor de procureur staat. Met de papieren wordt weinig zorgvuldig omgegaan, ze zijn verkreukt, versnipperd... een kat vindt er haar jongen niet in en de procureur neemt zijn dossiers ook niet vast met veel respect.
Quinten Massijs schilderde voor ons ook een boerenadvocaat, die evenwel eveneens een procureur is:
De cliënt lijkt met een halfvolle beurs zijn laatste centen te betalen, hij is mager gewerkt en heeft zich bijna in het graf geprocedeerd, terwijl de procureur met een mooi papier een zoveelste belofte maakt.