De Codex Justinianus is een Oost-Romeinse bron van het Romeinse recht uit de late Oudheid. De tekst ervan kwam gereed op 7 april 529. De samenstelling van de Codex is te danken aan de ijver van Tribonianus en de juridische belangstelling van keizer Justinianus. Samen met andere rechtsteksten werd deze codex in de zesde eeuw opgenomen in het zogeheten Corpus Iuris Civilis.
De codex werd al snel herzien in 534, door de toevoeging van de Digesten (bloemlezing van geschriften van belangrijke juristen, zoals Ulpianus en Papinianus) en de Instituten (een inleidend leerboek voor het recht) aan het Corpus Iuris Civilis en het tekstbederf door de vermenigvuldiging van de codex. Later werden ook de Novellen hieraan toegevoegd, hetgeen betekende dat de actuele wetgeving ter beschikking werd gesteld.
In de tijd van de Romeinen betekende het woord codex simpelweg boek en kon dus in die tijd ook een niet-juridische inhoud bevatten. Tegenwoordig wordt het echter algemeen als wetboek gezien, door de betekenis die het kreeg in het Codex Justinianus. Hiervan is de term codifictaie afgeleid.
De Codex Justinianus bestaat uit een verzameling van oudere keizerlijke verordeningen (constitutiones) en vooral rescripten, die voornamelijk golden ten tijde van de eerdere keizer Hadrianus (begin 2e eeuw). Deze werden verkregen uit de Codex Theodosianus (van Theodosius II) en enkele verordeningen die waren beschreven in particuliere verzamelingen van keizerlijke constitutiones, zoals de Codex Gregorianus en de Codex Hermogenianus.
De Codex Justinianus heeft rechtstreeks en onafgebroken gegolden tot 1946 in verschillende staten en landen welke voorheen behoorden tot het Oost-Romeinse Rijk [bron?]. Niet alleen in het Oosten, maar ook in het Westen is aan de schepping van Justinianus door rechtsgeleerden eeuwenlang gezag toegekend, ook in gebieden die al eerder buiten de Romeinse invloedssfeer waren geraakt.
Tijdens de middeleeuwen, en in veel gebieden ook nog nadien, werd dit recht door de rechtswetenschap als een belangrijke rechtsbron beschouwd. In bijna geheel West-Europa is in de Middeleeuwen het Romeinse Recht opnieuw doorgedrongen, een verschijnsel dat men aanduidt als de receptie van het Romeinse recht. De teksten van de Codex werden vaak gebruikt voor een doel dat nu moeilijk in overeenstemming lijkt te brengen met de originele context van een specifieke lex in de Codex. Deze nieuwe rechtsvorming geschiedde door de toevoeging van glossen (commentaren) door geleerde juristen. De gelding, die het Romeinse recht als ius commune, dat wil zeggen als het 'gemene'(dat is gemeenschappelijke) recht alom verkreeg, is eeuwen later teniet gedaan door de nationale codificaties,opgesteld door rechtsgeleerden die alom het voorbeeld bewonderden van de vorst die zij beschouwden als de grootste wetgever van de Europese beschaving: Keizer Justinianus (bron: "Hoofdstukken uit de Europese codificatiegeschiedenis, J.H.A. Lokin, W.J. Zwalve; derde druk, Den Haag 2006, Boom Juridische Uitgevers.