De erkenning en de uitvoerbaarverklaring van buitenlandse echtscheidingsvonnissen wordt geregeld door het internationaal privaatrecht, met name het wetboek van internationaal privaatrecht, meer bepaald art. 22 e.v.
Voormeld wetboek regelt de uitvoerbaarverklaring voor zover er geen bijzondere verdragsbepaling toepasselijk is sinds 01.10.2004. Voorheen werd één en ander geregeld door de EG verordening nr. 1347/2000 van de raad van 29.05.2000, Brussel II genaamd en dit sinds 01.03.2002. Voor 01.03.2002 werd de materie geregeld door art. 570 Ger.W.
Wanneer een Belgische rechter, een Belgische ambtenaar van burgerlijke stand, een Belgische notaris of een Belgische advocaat geconfronteerd wordt met een buitenlandse rechterlijke of administratieve uitspraak, zal deze dienen getoetst te worden aan de voorwaarden van het toepasselijke verdrag of het wetboek van internationaal privaatrecht.
De uitvoerbaarheid van een buitenlands vonnis blijft onderworpen aan een exequatur verklaring, zoals te verlenen door de Belgische rechter (art. 22 wetboek IPR).
Toepassingsgeval :
De flitsechtscheiding naar Nederlands recht. Sinds 01.04.2001 is volgens het Nederlandse B.W., meer bepaald de artikelen 77a en 80c , mogelijk om zonder tussenkomst van een rechterlijke instantie een huwelijk te beëindigen. Het huwelijk wordt daarbij eerst omgezet in een geregistreerd partnerschap, waarna vervolgens het geregistreerde partnerschap met wederzijds goedvinden beëindigd kan worden mits de overeenkomst tot beëindiging van het partnerschap onder toezicht van een notaris of advocaat wordt gesloten.
Deze echtscheidingsvorm, zonder tussenkomst van de rechtbank en zonder veel poeha, heeft ook succes over de grenzen heen.
Aldus wordt getracht de zware opgelegde echtscheidingsprocedures in eigen land te vermijden. Teneinde na te gaan in hoeverre dergelijke echtscheidingen in België kunnen erkend worden, zal zich de vraag stellen naar de mogelijke wetsontduiking (art. 18 Wetboek IPR).
Flitsechtscheidingen tussen Nederlanders, met woonplaats in Nederland, zullen vanzelfsprekend zonder enige moeilijkheid in België kunnen erkend worden.
Het criterium van de wetsontduiking zal derhalve voornamelijk worden toegepast op die echtparen die van Nederlandse nationaliteit zijn en in België hun woonplaats hebben. Dezelfde vraag stelt zich tav Belgen met woonplaats in Nederland.
De spitsvondigheid om via een buitenlandse procedure een zware nationale procedure te vermijden, verdient derhalve geen aanbeveling, tenware er een duidelijke band is tussen de rechtsonderhorige en het land van de gevolgde procedure.
Zie ter zake de erkenning van de Nederlandse flitsscheiding, Hilde Jacobs, in echtscheidingsjournaal 2006/10, 145 en de rechtbank van eerste aanleg Mechelen 12.01.2006, echtscheidingsjournaal 2006/10, 153.