Na een overlijden zijn er vaak meerdere erfgenamen waarbij sommige erfgenamen mekaar nauwelijks of niet kennen.
Bij het openvallen van een nalatenschap gebeurt het vaak dat één van de erfgenamen een lange tijd heeft samengewoond (en dit vaak tot op het ogenblik van het overlijden) met de erflater.
Op dat ogenblik ontstaat er vaak een wantrouwen bij de andere erfgenamen die zo vlug mogelijk actie willen ondernemen omdat zij (vaak) ten onrechte bevreesd zijn dat de persoon die in het sterfhuis (zijnde de laatste woonplaats van de overledene is blijven wonen en nog steeds woont.
Ten onrechte wordt hiervoor vaak de procedure van verzegeling gebruikt omdat de andere erfgenamen vrezen dat hun belangen als reservataire erfgenamen zullen aangepast worden en waarbij ze aldus denken dat de verzegeling zich opdringt op een eventuele ontdraging van activa van de nalatenschap tegen te gaan.
Door de verzegeling van een woning wordt de woning de facto onbewoonbaar.
De woning kan immers niet meer betreden worden en een verzegeling wordt dan ook vaak gebruikt op een eerder tergende wijze, minstens een wijze die de perceptie van een wraakactie kan wekken, zeker wanneer het kwestieuze pand nog effectief wordt bewoond.
De Vrederechter mag het verzoek tot verzegeling steeds weigeren wanneer deze procedure een kwellend karakter zou hebben of andere bedoeling vertonen, die geen betrekking hebben op een ernstig belang tot bewaring van de roerende goederen.
In dit verband kan verwezen worden naar J.L. Rens, handboek van gerechtelijk recht, titel V, bijzondere rechtsplegingen, 12 en 13.
Veel auteurs beschouwen de maatregel tot verzegeling als een achterhaalde middeleeuwse praktijk, die eigenlijk geen hedendaags humaan aspect vertoont vermits zulke maatregel ertoe kan leiden dat bepaalde bewoners van het kwestieuze pand letterlijk op straat zouden moeten verblijven, dan wel elders tijdelijk een onderdak zouden moeten zoeken in afwachting van de ontzegeling.
In de praktijk wordt dit weinig menselijk karakter door de vrederechters wel versoepeld door in het pand bijvoorbeeld enkel bepaalde kasten te verzegelen en andere waardevolle goederen op te slaan bij elkaar in 1 kamer om dan enkel deze kamer te verzegelen zodat de andere bewoners van het pand aldaar toch nog verder zouden kunnen wonen in de andere leefruimtes in afwachting van de ontzegeling ervan.
Toch blijft deze maatregel op menselijk gebied zeer drastisch in tegenstelling tot de eenvoudige verzegeling van een garage, magazijn, enz., alwaar er geen enkele sprake is van enige bewoning.
In de praktijk stellen vrederechters vaak voor om in plaats van verzegeling een boedelbeschrijving aan te vragen conform artikel Art. 1177.Gerechtelijk Wetboek. via een aan te stellen notaris.
Deze procedure heeft evenwel een nadeel, met name dat de aangestelde notaris overeenkomstig artikel 1179 Ger.W. voorafgaand de boedelbeschrijving alle belanghebbende partijen bij deurwaardersexploot dan wel bij ter post aangetekende brief dient op te roepen.
Zodoende zou het verrassingseffect dat een verzegeling heeft compleet komen weg te vallen, vermits de erfgenamen dan gewaarschuwd worden en vervolgens meer dan een week de tijd hebben om bepaalde roerende goederen in het pand te laten verdwijnen.
Om dit verrassingseffect te behouden dient er bijgevolg gehandeld te worden overeenkomstig artikel 1516 Ger.W. welbepaald dat gerechtsdeurwaarders kunnen aangesteld worden om vaststellingen te doen van zuivere materiële feiten, zonder enig advies uit te brengen met betrekking tot de gevolgen in feite of in rechte die daaruit zouden kunnen voortvloeien.
Met andere woorden kan op verzoek van de partijen dan wel op verzoek van de rechter een gerechtsdeurwaarder worden aangesteld op in het pand over te gaan tot het opstellen van een inventaris van alle daar aanwezige zijnde roerende goederen.
Aldus blijven alle belangen van de erfgenamen voldoende gevrijwaard.