Eigen beslissingsbevoegdheid
Wie over voldoende financiële middelen beschikt kan in alle vrijheid een woonzorgcentrum kiezen volgens eigen wensen, verwacht comfort en beschikbaarheid.
Het woonzorgcentrum an wel een borgstelling eisen van het OCMW of van een familielid.
Een rusthuisbewoner kan nooit verplicht worden het beheer van zijn vermogen aan het rusthuis over te dragen.
Op strikt vrijwillige basis kan u als bewoner van een WZC toch een deel of het geheel van het beheer van uw vermogen aan het rusthuis toevertrouwen mits deze wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst en waarbij het mandaat van het rusthuis onder toezicht staat van een commissie voorgezeten door een magistraat, notaris of bedrijfsrevisor. Op elk ogenblik kan aan dit mandaat door de rusthuisbewoner een einde worden gemaakt.
Vanzelfsprekend behouden ook de ouderen die thuis verblijven en dus niet in het woonzorgcentrum verblijven de vrijheid van beheer van hun vermogen inkomsten en goederen en kan de familie of de kinderen hen deze bevoegdheid niet ontnemen.
Lastgeving aan derden
Vele ouderen verkiezen het beheer van hun vermogen toe te vertrouwen aan een vertrouwenspersoon. Hiertoe wordt veelal een dichte verwant gekozen en soms ook een advocaat of notaris. Deze opdrachten worden zorgvolmacht geheten en zijn steeds herroepbaaar.
Eens men niet meer in staat is zijn wil te kennen te geven kan men ook geen geldige overeenkomst meer afsluiten en kan men dus ook geen mandaat meer geven. Daarom is het mogelijk om een voorwaardelijk mandaat op te stellen voor het geval men dement wordt of niet meer in staat is zijn geld en vermogen te beheren. Dit mandaat zal dan pas in werking treden op het ogenblik dat de mogelijkheid tot wilsuiting wordt aangetast en zal nooit in werking treden zolang er wilsbekwaamheid is.
De lastgeving is een contract waarbij een lastgever (de oudere persoon) aan een vertrouwenspersoon, lasthebber genaamd, opdracht geeft in zijn naam één of meer juridische handelingen te stellen.
Een volmacht kan in algemene termen worden opgesteld en omvat dan de loutere beheersdaden als goede huisvader, zonder het recht bepaalde goederen te verkopen. Indien de lasthebber ook beschikkingsrecht bekomt (dus het recht om te verkopen) dient dit uitdrukkelijk in de lastgeving bepaald.
Wat gebeurt er indien u geen lasthebber hebt aangeduid en u niet meer in staat is bent uw eigen goederen te beheren?
In dit geval zal een bewindvoerder worden aangesteld.
wie kan hiertoe dan het initiatief nemen?
- de te beschermen persoon zelf
- familieleden
- vrienden of kennissen die een bescherming nastreven van de belangen van de te beschermen persoon
- de directeur of het personeel van het rustoord
- iedere belanghebbende
welke rechter is bevoegd?
De vrederechter van de verblijfplaats van de te beschermen persoon.
hoe verloopt de procedure?
De persoon die het initiatief wil nemen in deze procedure raadpleegt een geneesheer met verzoek de te beschermen persoon te onderzoeken met oog op het afleveren van een attest waaruit de gezondheidstoestand en vooral de geestestoestand blijkt voornamelijk inzake de mogelijkheden tot beheer van diens vermogen.
Dit medisch attest dat niet ouder mag zijn dan 15 dagen wordt gevoegd bij een verzoekschrift dat in de regel wordt opgesteld en ondertekend door een advocaat die instaat voor de neerlegging ter griffie.
De vrederechter hoort de te beschermen persoon en de verzoeker. Hiertoe zal de vrederechter desnoods de te beschermen persoon komen opzoeken ten huize of in het rusthuis.
opdracht van de bewindvoerder
De voorlopige bewindvoerder beheert de goederen van de beschermde persoon te beheren als een goed huisvader. Deze bevoegdheid wordt omschreven door de vrederechter die in functie van het vermogen en de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon een deel van de bevoegdheden bij de te beschermen persoon kan laten. Om daden van beschikking te stellen (verkopen, lenen, nalatenschappen of legaten aanvaarden of verwerpen, afstand te doen van rechten, leningen aangaan, pachtovereenkomsten of handelshuurovereenkomsten af te sluiten...) dient de voorlopige bewindvoerder steeds de bijzondere machtiging te vragen aan de vrederechter. De vrederechter kan de volmachten op maat schrijven en dus aanpassen aan de noden en de behoeften van de persoon. Deze bevoegdheden kunnen verder strekken dan de goederen van de persoon, maar ook tot de persoon, lees tot bepaalde persoonlijke rechten van de persoon zelf (bv. de beslissing inzake huisvesting).
controle van de jaarlijkse bewindvoering en verslag
Elk jaar en bij het beëindigen van zijn mandaat moet de bewindvoerder rekenschap geven van zijn beheer aan de vrederechter én aan de beschermde persoon, ten ware diens gezondheidstoestand dit niet toelaat. zie art. 488/1 BW).