Door de wet van 10/08/05 werd het misdrijf van "huisjesmelken" uit de vreemdelingenwetgeving gehaald en thans ondergebracht in het algemeen strafrecht.
Wie misbruik maakt van een financieel of sociaal verzwakte persoon om aan abnormaal hoge prijzen roerende of onroerende goederen te verkopen of te verhuren in omstandigheden strijdig met de menselijke waardigheid maakt zich schuldig aan het misdrijf "huisjesmelken".
Door de wet van 09/08/2006 werd de wet verruimd mbt de verbeurdverklaring bij huisjesmelkerij en werd aldus art. 433ter decies van het strafwetboek aangepast.
Alle zaken die gediend hebben voor de huisjesmelkerij, met in begrip van de onroerende goederen worden altijd verbeurd. Indien de huisjesmelkers met constructies hebben gewerkt waarbij de eigendom op naam van derden staat of geplaatst werd, kan thans ook de tegenwaarde verbeurd verklaard worden.
De nieuwe wet voorziet ook verzwarende omstandigheden bij herhaling of bij huisjesmelkerij middels criminele organisatie. De verbeurdverklaringen kunnen ook uitgesproken worden ten aanzien van mededaders en medeplichtigen. Zie NJW 141, 03/05/2006, 364.
De rechtstreekse huisjesmelkers zijn die personen die een onroerend goed in eigendom hebben en dit verhuren aan abnormaal hoge prijzen, in omstandigheden strijdig met menselijke waardigheid en hierbij misbruik maken van financiëel of maatschappelijk verzwakte personen. Oorspronkelijk was dit misdrijf enkel te plegen ten aanzien van vreemdelingen. Thans is deze soort van uitbuiting ook uitgebreid tot het uitmelken van Belgen, waarbij niet alleen verhuur maar ook verhuur werd beoogd. Een en ander werd ook uitgebreid tot de verhuring van roerende goederen. Hieronder valt dus evenzeer het opkopen van inbeslaggenomen goederen om ze hierna te verhuren. Deze bepaling holt art. 1526 bis Ger. Wetb. niet uit maar stelt impliciet als vereiste dat de goederen hierna worden in bruikleen gegeven, met andere woorden zonder aanrekening van huurgelden.
Veroordeelde huisjesmelkers worden dus geconfronteerd met inbeslagname. Om de inbeslagname van een woning te vermijden ontstonden er 2 nieuwe soorten huisjesmelkers. Zij die een woning verhuurden aan een tussenpersoon, waarna deze de woning kon opdelen en doorverhuren aan sociaal verzwakten en huisjesmelkers die geen eigenaar waren van roerende goederen maar woningen huurden om ;aan huisjesmelkerij te doen. Deze creativiteit werd opgevangen door de door de WET 9 FEBRUARI 2006, waardoor ook zij kunnen geconfronteerd worden met verbeurdverklaring.
Deze strenge wetgeving lijkt in schril contrast te staan met achtergestelde buurten, etnische en sociale getto's in de steden, waarin verhuring in mensonwaardige omstandigheden schering en inslag is. Er wordt vastgesteld dat de wet in bepaalde enclaves van de steden niet wordt toegepast (omdat de overheden er niet meer binnen durven), terwijl er anderzijds in de rest van de stad bijzonder streng wordt opgetreden inzake de kamerverhuur aan studenten, controle op wettelijke woonplaatsen, en aan muggenzifterij grenzende controles allerhande, inzake brandveiligheid, sociale en fiscale wetten en hygiëne in respectabele handelszaken. Dit verschil in aanpak werkt enkel de gettovorming verder in de hand.
Nog erger wordt het wanneer vastgesteld wordt dat de overheid meewerkt aan de huisjesmelkerij, door via het OCMW de waarborg voor te schieten van dergelijke onwaardige huisvesting, zonder tot aangifte over gaan, en door kandidaat huurders naar dergelijke woningen in de eigen stad door te sturen en door te verhuren, of nog erger, door dergelijke woningen buiten de eigen stad in de grootstad te laten huren om aldaar tot huisvesting van sociaal proletariaat over te gaan en hen aldus uit de eigen gemeente te drijven.
In concreto legde de rechtbank reeds zware straffen op inzake huisjesmelkerij. Op 06/05/2005 deed de de Gentse correctionele rechtbank uitspraak in 14 rechtszaken over huisjesmelkerij enerzijds en op inbreuken op de Vlaamse wooncode en het kamerdecreet anderzijds. Er werden straffen opgelegd straffen uit van 6 tot 18 maanden effectieve gevangenisstraf. Alle veroordeelden kregen daarnaast een geldboetes opgelegd, van 1.500 tot 82.500 euro. De huurinkomsten die de huisjesmelkers hadden opgestreken ten bedrage van 335.725 euro werden verbeurd verklaard evenals de huizen die het voorwerp uitmaakten van de huisjesmelkerij.
Als huurder heeft men sinds deze nieuwe wetgeving een bijkomend middel tegen eigenaars die niet tot herstelling of sanering van de ongezonde verhuurde woning willen overgaan. Een dreiging met een klacht wegens schending van de Vlaamse wooncode, de wet op het kamerdecreet of de huisjesmelkerij kan wonderen doen, gezien de verhuurder aldus riskeert zijn huurgelden met terugwerkende kracht te moeten terugbetalen, zijn woning te zien verbeurd verklaren, naast de veroordeling tot een fikse geldboete.
Buurtbewoners en eigenaars kunnen evenzeer klacht neerleggen wegens huisjesmelkerij in hun buurt. Zij zijn immers het slachtoffer van de verloedering van de buurt die ermee samengaat, naast het onveiligheidsgevoel, de verminderde leefbaarheid en de vermindering van de waarde van de onroerende goederen in de buurt.
De verdediging van huisjesmelkers lijkt ondankbaar, ware het niet dat de echte huisjesmelkers vaak door de mazen van het net ontsnappen door middels criminele netwerken en stromannen op te treden. Onverminderd de mogelijkheden om de desbetreffende woningen uit hun handen te halen, middels verbeurdverklaring, is het vaak moeilijk de echte schuldigen te achterhalen. De personen die wegens huisjesmelkerij gedagvaard worden zijn vaak misbruikte of onwetende tussenpersonen. In andere gevallen lijkt het erop dat reguliere verhuurders van licht verouderde woningen of kamers het voorwerp uitmaken van een heksenjacht. Het is duidelijk gemakkelijker om buiten het crimineel circuit vervolgingen in te stellen en zo een indruk van vervolgingsbeleid te wekken dan misdadige milieus op te rollen.
Door de vernieuwing in justitie is "scoren" belangrijk geworden voor de evaluatie van de parketmandaten. Kwantitatieve vervolging levert cijfers en goede scoring op itt kwalitatieve vervolging. Dit alles komt het goede vervolgingsbeleid, het veiligheidsgevoel en de goede rechtsbedeling niet ten goede. Een nieuwe gevaarlijke tendens is de organisatie van themazittingen die een kwalitatief gevoel van justitie willen opwekken en waarbij een hele reeks gelijkaardige zaken op een zelfde zitting worden afgehandeld. Dit alles met veel mediabelangstelling in een bedoeling een voorbeeld te stellen. Bij zo een zitting staat de boodschap bij voorbaat vast. Dergelijke zittingen zijn showprocessen en uitermate gevaarlijk voor de uitoefening van het recht van verdediging. Elke zaak is immers anders en elke zaak verdient haar eigen behandeling, net zoals elke beklaagde, zonder beïnvloeding van andere zaken of buitensporige mediabelangstelling die precies door een themazitting beoogt wordt.
Dit alles schept de noodzaak voor een goed uitgewerkte verdediging waarbij in het strafrechtelijk pleidooi de advocaat onderscheid kan maken tussen muggenzifterij en misdrijf, tussen voorbeeldstelling en rechtsbedeling, tussen een rechtstaat en een propagandastaat, tussen recht van verdediging en beïnvloeding, tussen advocaterij en bloempotterij, tussen pakdrang en justitie, tussen verhuring van eenvoudige en goedkope woningen en huisjesmelkerij, tussen een woning met een gebrek en een onbewoonbare woning.
De verantwoordelijkheid van de overheid is in deze zaak vernietigend groot en kan overigens in elke rechtszaak gepleit. Wanneer overheden kandidaat vluchtelingen en andere sociaal verzwakten rechtstreeks doorverwijzen naar huisjesmelkers en ingaan op hun advertenties, dan scheppen zij een schijn van legaliteit. Meer zelfs aldus wordt de huisjesmelkerij door de overheid aangemoedigd. Het argument van de overheid dat zij niet beschikt over het nodig aantal aangepaste woningen is intellectueel oneerlijk. De overheid beschikt over een noodapparaat waarmede zij tijdelijke woningen kan opzetten om onbewoonbare woningen leeg te maken en gezinnen tijdelijk te huisvesten. Meer zelfs, België is zo onderlegd in deze materie waardoor zij zelfs wordt aanzocht door de internationale gemeenschap om deze vaardigheden uit te voeren tijdens humanitaire missies in het buitenland.
Artikel 77 bis paragraaf een bis van de vreemdelingenwet stelt strafbaar het rechtstreeks of via een tussenpersoon misbruik maken van de bijzondere kwetsbare positie van een vreemdeling en gevolgen van zijn onwettige of precaire administratieve toestand door onder meer het verhuren van kamers of enige andere ruimte met de bedoeling er een abnormaal profijt uit te halen.
Wanneer een vreemdeling in ons land verblijft in het kader van een asiel procedure is zijn verblijf als precaire aanzien in de zin van deze wetsbepaling omdat het voorlopig, onzekere en eventueel verblijf van beperkte duur is. De uitbuiting van de huurder-vreemdeling kan aldus weerhouden worden wanneer vastgesteld wordt dat de beklaagde misbruik gemaakt heeft van de vreemdeling door diens zwakke positie en door diens behoefte aan een onderkomen waarbij deze aldus in deze zwakke positie akkoord ging om een woning in om het even welke staat te huren en dit zelfs tegen een al te hoge huurprijs. Hierbij kan ook in overweging genomen worden dat de onbewoonbare staat waarin een woning zich bevindt en resulteert in de vaststelling dat iedere vergoeding die door de verhuurder wordt bekomen, in wezen al een abnormaal profijt uitmaakt.
Weze hierbij herinnerd aan het besluit van de Vlaamse regering van zes oktober 1998, stellende dat het verhuren van een woning die niet voldoet aan de minimumkwaliteitsnormen vastgelegd in voormeld besluit strafbaar is, tenware er een geldig conformiteitsattest kan worden voorgelegd.
Met ingang van 1 januari 2021 werd de Vlaamse Wooncode vervangen door de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het misdrijf van krotverhuur blijft ook na 1 januari 2021 strafbaar. Om de onrechtmatige toestand ingevolge het bewezen misdrijf te doen verdwijnen en te beletten dat in de toekomst nog personen in slechte woonomstandigheden kunnen worden gehuisvest in de betreffende woning, is het aangewezen om ambtshalve het herstel te bevelen.