Overeenkomstig artikel 660/2 Ger.W. heeft de uitspraak omtrent de bevoegdheid ten aanzien van de rechter naar wie de zaak verwezen werd slechts beperkt gezag, met name enkel wat de bevoegdheid betreft, in casu de materiële bevoegdheid .
Het is de rechter naar wie de zaak verwezen werd “verboden een nieuwe betwisting van bevoegdheid uit te lokken of te dulden” (J. Laenens, “Overzicht van rechtspraak - Bevoegdheid”, TPR 2002, 1580, nr. 166, noot 749) of, in de termen van prof. P. Van Orshoven (“De bevoegdheid, stand van zaken”, TPR 2004, 1150, nr. 100): “Roma locuta, causa finita”.
Uitzonderingen zijn wanneer de rechter naar wie verwezen wordt, vaststelt dat er voor de verwijzende rechter geen bevoegdheidsgeschil gerezen was (J. Laenens, “Overzicht van rechtspraak”, op.cit., noot 752), hetzij de betwisting “betrekking heeft op een volkomen nieuw bevoegdheidsprobleem” (Laenens, Broeckx en Scheers, Handboek Gerechtelijk recht, 295, nr. 604, noot 7 en J. Laenens, “Overzicht van rechtspraak”, op.cit., noot 750). [..] .
De essentiële regeling van het eerste Gerechtelijk Wetboek anno 1969, ingeschreven in artikel 660/2 Ger.W. impliceert dat de rechter naar wie de vordering wordt verwezen, zijn volledige beoordelingsvrijheid behoudt over de grond van de zaak, zonder nopens de (materiële of territoriale) bevoegdheid nog te kunnen “pingpong spelen”: dit betrof overigens een trendbreuk met de “bevoegdheidskwaal” ten tijde van het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging (zie de verwijzing van Van Lennep, Belgisch Burgerlijk Procesrecht, VIII, 41, nrs. 212-214 naar “het euvel der bevoegdheidsgeschillen die het Belgisch rechtsleven teistert”).
De “bindende” regeling van artikel 660/2 van het gerechtelijk Wetboek lijkt één van de hoekstenen van het eerste, en op dat punt ongewijzigde, Gerechtelijk Wetboek, ingevoerd ter vermijding van oeverloze incidenten en betwistingen, hetzij door partijen, hetzij door de rechter naar wie verwezen werd (zie Vred. Roeselare 20 december 2007, na dubbele verwijzing, gevolgd door verwijzing van de Arrondissementsrechtbank Kortrijk d.d. 5 februari 2008 naar de vrederechter aan wie initieel verwezen werd). 5. Het is de rechter naar wie de zaak verwezen werd “verboden een nieuwe betwisting van bevoegdheid uit te lokken of te dulden” (J. Laenens, “Overzicht van rechtspraak - Bevoegdheid”, TPR 2002, 1580, nr. 166, noot 749) of, in de termen van prof. P. Van Orshoven (“De bevoegdheid, stand van zaken”, TPR 2004, 1150, nr. 100): “Roma locuta, causa finita”.
De territoriale bevoegdheid ex artikel 629 Ger.W. is niet van openbare orde is (J. Laenens e.a., Handboek Gerechtelijk recht, 288, nr. 587),