Een drukpersmisdrijf is een misdrijf, waarbij iemand door middel van een openbare publicatie de wet overtreedt of schade veroorzaakt aan een derde.
Drukpersmisdrijven zijn misdrijven tegen het geweten van het volk en dienen daarom ook door het volk lees de volksjury behandeld, in casu het Hof van Assisen.
Voorwaarden die vervuld moeten zijn om voor het Hof van Assisen behandeld te worden als een drukpersmisdrijf:
1. Een meningsuiting in een geschrift.
2. Een mening en dus geen loutere publiciteit (bvb. reclame voor seksuele diensten: dit is geen meningsuiting maar een louter feit)
3. Drukkerijmisdrijven van buiten de toepassing van drukpersmisdrijven.
4. Schendingen het recht op antwoord zijn geen drukpersmisdrijven
5. In het geschrift moet een strafbare mening geuit worden: het uiten van die mening moet een misdrijf zijn en het misdrijf moet voortvloeien uit het geschrift zelf.
Het misdrijf moet gepleegd worden door middel van een drukpers. Volgens een evolutieve interpretatie zouden hier ook radio, televisie,… onder vallen maar dit is niet aanvaard door het Hof van Cassatie, behalve één keer naar aanleiding van de reportagereeks “De nieuwe orde” van de toenmalige BRT, waarbij een journalist werd vervolgd voor laster en eerroof. Dit werd toen uitzonderlijk aanvaard omdat het programma samenhing met de publicatie van een boek.
Aan de publicatie moet een daadwerkelijke openbaarheid gegeven worden. Het werk moet dus een zekere verspreiding kennen. Recent heeft het Hof van Cassatie aanvaard dat verspreiding via het internet ook een drukpersmisdrijf kan uitmaken. Het drukpersmisdrijf vereist een strafbare meningsuiting in een tekst die vermenigvuldigd is door een drukpers of een gelijkaardig procedé; digitale verspreiding vormt een dergelijk gelijkaardig procedé Cass. 06/03/2012
De door het drukpersmisdrijf vereiste strafbare meningsuiting in de betekenis die de Grondwet aan die uitdrukking hecht, is elke mening of opinie; niet noodzakelijk is dat deze mening enige maatschappelijke relevantie of gewicht heeft (Cass. 06/03/2012 juridat).
In 1999 werd de Belgische Grondwet gewijzigd om de drukpersmisdrijven ingegeven door racisme of xenofobie te onttrekken aan de bevoegdheid van het Hof, omdat België door het racismeverdrag verplicht werd om een vlotte en efficiënte procedure te organiseren om racisme te bestrijden. Dit lukte niet met het Hof van Assisen en daarom komen die misdrijven nu voor de correctionele rechtbank.
Na de omwenteling van 1830 werkte de grondwetgever een gunstregime uit voor deze misdrijven. Dit werd ingegeven door de reactie op de vele vervolgingen van journalisten en auteurs in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Deze bescherming van de vrijheid van meningsuiting houdt het volgende in:
• Exclusieve bevoegdheid van het Hof van Assisen: de grondwetgever meende dat de burgers de journalisten gunstiger gezind zouden zijn en ze wilden op die manier ook vermijden dat de regering druk zou uitoefenen op rechters omdat dat risico erg groot is voor dit soort misdrijven.
• Eervolle behandeling (bepaalde beslissingen, zoals de sluiting van de deuren, mogen slechts met eenparigheid genomen worden, zonder handboeien voor het Hof verschijnen, ... )
• Er is geen voorlopige hechtenis mogelijk
• Trapsgewijze verantwoordelijkheid (cascadeaansprakelijkheid): dit geldt zowel voor de strafrechtelijke als burgerrechtelijke aansprakelijkheid
• Voor enkele persmisdrijven werd een kortere verjaringstermijn voorzien
Dit regime komt voor een groot deel overeen met dat van politieke misdrijven.
Het verspreiden van geschreven strafbare meningen en haatboodschappen via het internet zijn volgens de rechtspraak te beschouwen als een drukpersmisdrijf. Enkel een Hof van Assisen kan een oordeel vellen over deze misdrijven. Op deze bevoegdheidsregel bestaat zoals reeds gesteld é één uitzondering namelijk indien het ongeoorloofd discours is ingegeven door raciale gronden.
Indien een drukpersmisdrijf aanzet tot geweld, haat of discriminatie wegens één van de criteria vermeld in artikel 4 4° van de Antidiscriminatiewet van 10 mei 2007 zoals onder meer burgerlijke staat, geloof, levensbeschouwing, politieke overtuiging of seksuele geaardheid, blijkt vervolging enkel mogelijk door het Hof van Assisen. Dit brengt met zich mee dat in de praktijk drukpersmisdrijven ingegeven door bijvoorbeeld religieuze of homofobe drijfveren feitelijk onbestraft blijven.
In de praktijk wordt voor het drukpersmisdrijf laster evenwel nooit een assisenprocedure
De "vervolging" van drukpersmisdrijven is aldus een feitelijke fictie hetgeen voor de pleger van dit misdrijf hetgeen een feitelijke strafrechtelijke immuniteit en dus straffeloosheid teweegbrengt. Dit houdt enerzijds verband met de vrijheid van meningsuiting, zoals onder meer gewaarborgd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en anderzijds met organisatorische redenen, met name ingewikkeldheid, de kosten en logheid van de assisenprocedure.