Een praetor was een belangrijk magistraat in het Romeinse Koninkrijk en in de Romeinse Republiek. De functie werd ingesteld door de leges Liciniae Sextiae in 367 v V. Chr. waarbij een deel van de taak van consul werd overdragen met oog op de burgerlijke procesvoering. Zij hadden bevoegdheid over het zelfde territorium als de consuls, verkozen voor 1 jaar en hadden naast gerechtelijke ook militaire opdrachten.
Vanaf 337 v. Chr. wordt het ambt ook open gesteld voor het plebs en blijft het niet meer voorbehouden voor de aristocraten.
Vanaf 242 v. Chr. worden 2 soorten praetoren benoemd:
• de praetor urbanus belast met jurisdictie tussen Romeinen
• de praetor peregrinus belast met jurisdictie waarbij minstens 1 partij geen Romeins burger was.
De praetor sprak zelf geen recht. Hij zorgde voor de rechtsbedeling.
De procesinleidende akte werd voor de praetor gebracht onder de vorm van een zeer formalistische bijna rituele formulering van de vordering.(formula)
De praetor onderzocht het formalisme en kon de vordering op het eerste zicht aan de hand van een aantal criteria afwijzen of verwijzen naar een rechter die ad hoc werd aangesteld (iudex).
De praetor onderzocht of het proces kon worden gestart door onder meer een onderzoek te voeren naar:
• het formalisme
• de juiste weergave van de feiten
• de eventuele kennelijke ongegrondheid
• er geen ander rechtsmiddel open stond
• de door de eiser voorgestelde rechter wel bevoegd was
• excepties
De praetor kon ook ambtelijk, lees als ambtenaar tussenkomen, bezit of inbezitstelling verlenen en normen uitvaardigen.
Wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, naast militaire macht vallen dus samen in zijn bevoegdheid als verlengstuk van de macht van de consul.
Tijdens het keizerrijk verloor de praetor een betekenis.