De taak van de curator van de onbeheerde nalatenschap begint met deze omschreven in artikel 813, 1e lid, B.W., inhoudende opstelling van een staat van de nalatenschap door een boedelbeschrijving te doen vaststellen.
Krachtens het 2de lid beheert de curator de nalatenschap en zijn de bepalingen van de afdelingen III van hoofdstuk IV betreffende de te gelde making van het actief en de betaling van het passief door de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarden de erfgenamen, van toepassing op de afdeling IV met als opschrift “onbeheerde nalatenschappen”.
Hieruit volgt dat de nalatenschap, en in het bijzonder de erfgenamen die de nalatenschappen alsnog aanvaarden, gebonden zijn door de handelingen die de curator wettig heeft verricht.
Wanneer de curator een aanbod tot verkoop van een welbepaald goed heeft geformuleerd tegen een welbepaalde prijs is dit bindend voor de nalatenschap waarvoor de curator als vertegenwoordiger optrad, gedurende de in het aanbod gepreciseerde termijn, of bij gebreke daarvan, gedurende een redelijke termijn.
De omstandigheid dat de opdracht van de curator nadien werd beëindigd, heeft niet tot gevolgd dat een door hem namens de nalatenschap rechtsgeldig geformuleerd aanbod vervalt.
Op grond van de artikelen 1101, 1108 en 1134 B.W. volstaat in beginsel de aanvaarding van het aanbod door de bestemmeling ervan om de overeenkomst tot stand te brengen.
Zijn partijen of hun vertegenwoordigers in de tijd of in de ruimte van elkaar verwijderd, dan wordt de overeenkomst geacht tot stand te komen op het tijdstip en de plaats waarop de aanbieder van de aanvaarding door de wederpartij kennis neemt of daarvan redelijkerwijze kennis had kunnen nemen.
De omstandigheid dat de contractpartij die het aanbod van de curator aanvaardt, die aanvaarding verkeerdelijk richt aan de niet langer bevoegde curator, belet niet dat er een overeenkomst tot stand komt met de nalatenschap indien de personen die de nalatenschap op dat moment vertegenwoordigen van de aanvaarding kennis hebben genomen of hiervan redelijkerwijs kennis konden nemen.