Kan een woordenwisseling op de werkvloer een arbeidsongeval en dus een plotse gebeurtenis zijn met een posttraumatisch stresssyndroom
Het vermoeden van een arbeidsongeval bestaat conform art. 9 Arbeidsongevallenwet dat, wanneer de getroffene of zijn rechthebbenden, benevens het bestaan van het letsel, een plotselinge gebeurtenis aanwijzen. In dit geval wordt het letsel, behoudens tegenbewijs, vermoed wordt door een ongeval te zijn veroorzaakt.
Zelfs al zou een mondelinge opmerking of terechtwijzing en de lichte verbale aanvaring die erop volgde als een plotselinge gebeurtenis worden aangemerkt, dan nog kan er moeilijk sprake zijn van een arbeidsongeval op basis van een posttraumatisch stresssyndroom.
Een posttraumatisch stresssyndroom betreft immers “(vgl. DSM-IV) afk. PTSS, (een) angststoornis, ten minste een maand durend, als gevolg van het blootgesteld zijn aan sterk traumatiserende ervaring (mishandeling, gijzeling, verkrachting, marteling, vliegramp, oorlog, concentratiekamp, enz.), waarbij ernstige verwonding of de dood van zichzelf of anderen dreigde en intense angst, afschuw of hulpeloosheid hiervan het gevolg was; de klachten bestaan uit een herbeleving van de ervaring in de vorm van niet te onderdrukken herinneringen, nachtmerries, illusies, hallucinaties en dergelijke (...)” (Coëlho, Zakwoordenboek der geneeskunde, o.c., 2003, 812). De DSM staat voor “Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders” (vrij vertaald: diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen) en is een Amerikaans handboek dat in de meeste landen als standaard in de psychiatrische diagnostiek dient.
Volgens de DSM-IV-criteria kan men spreken van PTSS wanneer de betrokkene is blootgesteld aan een traumatische ervaring waarbij betrokkene heeft ondervonden, is getuige geweest van of geconfronteerd werd met één of meer gebeurtenissen die een feitelijke of dreigende dood of een ernstige verwonding met zich meebrengen, of die een bedreiging vormden voor de fysieke integriteit van betrokkene of van anderen.
Naar luid van de meer recente DSM-5 moet er bij de diagnostische criteria voor PTSS sprake zijn van een trauma; dit houdt in dat betrokkene is blootgesteld aan een feitelijke of dreigende dood, ernstige verwondingen en/of seksueel geweld op één (of meer) van de volgende manieren: 1. het is de persoon direct overkomen; 2. de persoon was getuige van de gebeurtenis; 3. een direct familielid of vriend van de persoon is het overkomen; 4. de persoon wordt herhaaldelijk blootgesteld aan nare details van de ingrijpende gebeurtenis(sen) (bv. politieagenten die herhaaldelijk worden blootgesteld aan de details van kindermisbruik).
De hierboven vermelde oorzaken van PTSS (waaraan nog toegevoegd kunnen worden: natuurrampen, terroristische aanslagen, aanranding, beroving met geweld) kunnen dus uiteenlopend zijn. De etiologie of oorzaak van PTSS is echter in elk geval het meemaken van een schokkende, ingrijpende, intens negatieve ervaring, waarbij men geconfronteerd wordt met één of meer buitengewoon indrukwekkende gebeurtenissen die een feitelijke of dreigende dood of een ernstig lichamelijk letsel met zich meebrachten of die een bedreiging vormen voor de fysieke integriteit van betrokkenen of van een ander.
Voorts moet nadrukkelijk worden beklemtoond dat volgens de DSM de duur van de stoornis langer is dan één maand. Daarom is het toch wel bevreemdend dat behandelend arts F., een omnipracticus, al in zijn medisch getuigschrift van 11 april 2008 de diagnose van PTSS stelde betreffende een “ongeval dat (geïntimeerde) op 8 april 2008 is overkomen”, dus nauwelijks drie dagen eerder.