Definitie Lasterlijke aangifte:
Lasterlijke aangifte (inbreuk op artikel 445 van het Strafwetboek) is de kwaadwillige en spontane aantijging bij de overheid in een geschrift van een vals feit dat nadeel kan veroorzaken aan diegene die er het slachtoffer van is (A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 276; I. DELBROUCK, “Aanranding van de eer of de goede naam van personen”, Postal Memorialis,A15/40)
Een valse (lasterlijke en strafbare) aangifte is een aangifte die berust op foutieve feiten waarvan de aangever weet dat ze vals zijn en waarbij de aangifte aldus gebeurt met kwaad opzet en met oogmerk om te schaden. Zelfs wanneer de valse aangever twijfelt of redenen heeft om te twijfelen over de feiten waarvan hij aangifte doet of twijfelt aan de mogelijkheid het bewijs van de feite te leveren begaat hij het misdrijf van lasterlijke aangifte zoals bepaald in artikel 445 van het strafweboek (Cass.2 maart1964,Pas.,I,701.Zie ook: Luik21 september1988,JLMB1989, 389 en P. ARNOU, "Aanranding van de eer en de goede naam van personen. Overzicht van rechtspraak 1970-1992" in Om deze redenen, Liber amicorum ArmandVandeplas, Gent, Mys&Breesch,1994,74).
Wie een vervolging instelt wegens laster dient het bewijs te leveren dat de beweerde foutieve feiten NIET gepleegd zijn. Lasterlijke aangifte mag dus niet verward worden met het misdrijf laster hetgeen degene bestraft die een bepaald feit iemand ten laste legt waarbij dit feit juist niet bewezen is.
Een veroordeling wegens laster vergt een beslissing van de overheid over de feiten die in de laster werden vermeld. Indien het ten laste gelegde feit het voorwerp is van een strafvervolging of een aangifte waarover nog geen uitspraa ki s gedaan, wordt de vordering wegens laster geschorst tot het definitief vonnis of tot de eindbeslissing van de bevoegde overheid.
In geval van een beslissing van seponering of buitenvervolgingstelling betreffende de vordering met betrekking tot het ten laste gelegde feit, wordt de vordering wegens laster hervat,onverminderd een schorsing van deze vordering wanneer het onderzoek met betrekking tot het ten laste gelegde feit een nieuwe gerechtelijke ontwikkeling kent.
In geval van sepot zal dus de rechter die gevat werd om uitspraak te moeten doen over de lasterlijke aangifte eerst moeten oordelen over de ten laste gelegde feiten.
Uittreksel uit het strafwetboek:LasterArt. 443. Hij die in de hierna aangeduide gevallen aan een persoon kwaadwillig een bepaald feit ten laste legt, dat zijn eer kan krenken of hem aan de openbare verachting kan blootstellen, en waarvan het wettelijk bewijs niet wordt geleverd, is schuldig aan laster, wanneer de wet het bewijs van het ten laste gelegde feit toelaat, en aan eerroof, wanneer de wet dit bewijs niet toelaat.
(Wanneer het ten laste gelegde feit hierin bestaat dat gedurende vijandelijkheden is geheuld met de vijand, hetzij door hem te helpen door het verschaffen van soldaten, manschappen, geld, levensmiddelen, wapens, munitie of materialen, hetzij door hem het betreden van het grondgebied, het zich handhaven of het verblijven aldaar door enig middel mogelijk of gemakkelijk te maken, zonder daartoe gedwongen of gevorderd te zijn, is het bewijs daarvan altijd ontvankelijk en kan het door alle middelen geleverd worden.
Wordt een genoegzaam bewijs geleverd, dan geeft de tenlastelegging geen aanleiding tot enige strafvervolging.) <W 11-10-1919, enig art.>
Art. 444. De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot tweehonderd [euro], wanneer de tenlasteleggingen geschieden : <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Hetzij in openbare bijeenkomsten of plaatsen;
Hetzij in tegenwoordigheid van verscheidene personen, in een plaats die niet openbaar is, maar toegankelijk voor een aantal personen die het recht hebben er te vergaderen of ze te bezoeken;
Hetzij om het even welke plaats, in tegenwoordigheid van de beledigde en voor getuigen;
Hetzij door geschriften, al dan niet gedrukt, door prenten of zinnebeelden, die aangeplakt, verspreid of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld worden;
Hetzij ten slotte door geschriften, die niet openbaar gemaakt, maar aan verscheidene personen toegestuurd of meegedeeld worden.
Lasterlijke aangifteArt. 445. Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met geldboete van vijftig [euro] tot duizend [euro] wordt gestraft : <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Hij die schriftelijk bij de overheid een lasterlijke aangifte indient;
Hij die schriftelijk aan een persoon lasterlijke aantijgingen tegen zijn ondergeschikte toestuurt.
Let wel, niet elke foutieve aangifte is een een lasterlijke aangifte
Een lasterlijke aangifte is een foutieve aangifte gedaan met het opzet schade te berokkenen.
Een foutieve aangifte(zonder opzet) is geen misdrijf maar slechts een buitencontractuele fout in de zin van art. 1382 B.W. Wie meent dat een kind mishaldeld wordt kan aldus foutief en zonder opzet een klacht neerleggen tegen een vermoedelijke dader. Wanneer blijkt dat een normaal vorzichtig persoon in die omstandigheden geen klacht zou hebben neergelegd is de neergelde klacht een loutere fout in de zin va art. 1382 B.W. die aanleiding geeft tot schadevergoeding. De foutieve aangifte is evenwel geen schending van art. 1382 B.W. indien een normaal voorzichtige persoon dezelfde conclusie zou hebben getrokken.
Een redelijk vermoeden van een misdrijf volstaat om tot een aangifte over te gaan (D. VERHOEVEN, "Aangifte van een misdrijf aan een gerechtelijke overheid en civielrechtelijke aansprakelijkheid",T.Gez.2012-13,29-30, jurabibliotheek).
Het blijft hoe dan ook voorzichtig om in geval van twijfel klacht tegen onbekenden neer te leggen..
De grenzen tot het doen van aangifte van een strafbaar feit wordt begrensd als de aangever weet of behoort te weten dat het feit niet gepleegd is, of als het doen van aangifte wordt gebruikt voor een ander doel waartoe het niet behoort te strekken of anderszins onbetamelijk of onzorgvuldig is jegens degene die het betreft.
Zelfs wanneer de aangifte van een misdrijf achteraf ongegrond blijkt te zijn is er door de aangever slechts een misdrijf gepleegd met risico op straf en schadevergoeding indien deze handelde met opzet te schaden. Indien de aangever handelde zonder opzet, maar uit onzorgvuldigheid kan hij gehouden zijn tot betaling van een schadevergoeding op grond van artikel 1382 B.W.