De exceptio litis pendentis is de exeptio op grond waarvan de bevoegdheid van de rechter in vraag wordt gesteld omdat de betwisting reeds bij een andere rechter aanhangig is.
Om het verbod op dubbele bestraffing (ne bis puniri) in de praktijk te realiseren bij aanhangigheid dient gebruik gemaakt van de ontdubbelingsmethoden:
1. bij de strafmaat in de tweede strafzaak wordt rekening gehouden met de eerdere straf (Anrechnungsprinzip); (HvJ EU, zaak 14/68, Walt Wilhelm);
2. Het verval van de eerste straf va zodra de tweede veroordeling onherroepelijk. De tweede straf krijgt dan voorrang en de eerste straf vervalt. Dit kan perfect bij veroordeling tot geldommen en geldboeten, maar is minder evident wanneer de eerste straf vrijheidsstraffen omvat, tenzij zij nog niet uitgevoerd zijn.
Heel wat problemen worden opgelost door het tijdig inroepen van de exceptie ne bis vexari, zijnde het verbod op dubbele vervolging. Het inwilligen van deze exceptie verhindert op zich reeds het verbod op dubbele bestraffing),
1. door het una via stelsel wordt gekozen voor de ene punitieve procedure, met uitsluitning van de andere punitieve procedure (strafprocedure). Dit is overigens (binnen één jurisdictie) het normale systeem
2. door het "gewijsde-stelsel" wordt de tweede (parallelle) punitieve procedure wordt (pas) uitgesloten zodra de eerdere bestraffing voor hetzelfde feit definitief wordt. In grensoverschrijdende gevallen komt dit neer op wederzijdse erkenning. Dit is (binnen één jurisdictie) het systeem van art. 4 P7 EVRM (zie EHRM, zaak 14939/03, Zolotukhin v. Russia) en (ook grensoverschrijdend) van art. 54 SUO (zie HvJ EU, zaak C-367/05, Kraaijenbrink). Het kan nauwelijks anders (gezien HvJ EU, zaak C-617/10, Åkerberg Fransson) dan dat dit ook het stelsel is van art. 50 EU-Handvest, maar in mededingingszaken lijkt het HvJ EU vast te houden aan het Anrechnungsprinzip (gezien HvJ EU, zaak C-17/10, Toshiba) wellicht om de EU-Commissie en nationale mededingingsautoriteiten elkaar niet voor de voeten te laten lopen.
Ne bis puniri betekent letterlijk, geen dubbele bestraffing. Men kan voor een bepaald feit maar éénmaal gestraft worden.
Duiding:
Ne bis puniri wordt vandaag meestal begrepen als één van de peilers van het "Non bis in idem" principe.
Het "non bis in idem-beginsel" is een algemeen (geldend) rechtsbeginsel stellende dat een persoon geen tweemaal voor hetzelfde feit kan worden gestraft.
Het adagium, "non bis in idem" omvat in feite 2 onderliggende algemene rechtsbeginselen:
1. non bis puniri in idem en
2. nemo debet bis vexari.
Het non bis puniri beginsel verbiedt dat iemand meer dan één keer voor dezelfde gedragingen of feiten kan worden bestraft.
Het nemo debet bis vexari-beginsel verbiedt dat een dubbele berechting zou plaats vinden voor zelfde feiten.
Betekenis:
Het «non bis in idem»- beginsel (ook ne bis idem begisel geheten) houdt in dat niemand voor een tweede keer worden berecht of gestraft voor een strafbaar feit waarvoor hij bij definitieve beslissing reeds werd gestraft of vrijgesproken.
Het «ne bis in idem»-principe twee aspecten:
1.«ne bis puniri» zijnde het verbod op dubbele veroordeling
2. «ne bis vexari» zijnde het verbod op dubbele vervolging
Grondslag van het non-bis beginsel:
• Artikel 4.1 van het zevende aanvullende protocol van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden: stelt:
"Niemand wordt opnieuw berecht of gestraft in een strafrechtelijke procedure binnen de rechtsmacht van dezelfde staat voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld overeenkomstig de wet en het strafprocesrecht van die staat.”
• Art. 14.7 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (hierna: «IVBPR») stelt dat niemand voor een tweede keer mag worden berecht of gestraft voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds overeenkomstig de wet en het procesrecht van elk land bij onherroepelijke uitspraak is veroordeeld of waarvan hij is vrijgesproken.
• Art. 54 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 29 stellende dat een persoon die bij onherroepelijk vonnis door een overeenkomstsluitende partij is berecht, door een andere overeenkomstsluitende partij niet kan worden vervolgd ter zake van dezelfde feiten, op voorwaarde dat ingeval een straf of maatregel is opgelegd, deze reeds is ondergaan of daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd, dan wel op grond van de wetten van de veroordelende overeenkomstsluitende partij niet meer ten uitvoer gelegd kan worden.
• meer bronnen in bijzondere wetten, andere verdragen en rechtspraak.
Het Hof van Cassatie stelt dat het algemeen rechtsbeginsel «non bis in idem» dezelfde draagwijdte geeft als de bepalingen van art. 14.7 IVBPR en art. 4.1 van Protocol nr. 7 bij het EVRM:
Cass. 20 mei 2014, AR nr. P.13.0026.N, Arr.Cass. 2014, nr. 357; Cass. 24 juni 2014, AR nr. P.13.1747.N, Arr.Cass. 2014, nr. 452; Cass. 17 februari 2015, AR nr. P.14.1509.N, Arr.Cass. 2015, nr. 119; Cass. 24 april 2015, AR nr. F.14.0045.N, Arr.Cass. 2015, nr. 275; Cass., 21 september 2017, AR nr. F.15.0081.N.