Middels een optieclausule in een arbeidsovereenkomst komen partijen overeen om aan de werkgever de bevoegdheid te verlenen om de duur van de arbeidsovereenkomst te bepalen.
De bedoeling hiervan is meestal om de gevolgen van het zogeheten Bosman arrest te omzeilen. In het voormelde arrest werd namelijk bepaald dat het door het principe van het vrije verkeer van werknemers, het een werkgever verboden is om (op basis van een door het arrest niet afdwingbaar beschouwd reglement) een transfertvergoeding te eisen bij verandering van werkgever na het einde van het arbeidscontract.
Indien de werkgever er echter kan in slagen om de werknemer langer aan zich te binden en aldus de transfert te realiseren tijdens het arbeidscontract belet dit de uitwerking van het Bosmanarrest waardoor alsdan nog steeds vergoeding kan geëist.
Door de verlenging van de arbeidsduur, neemt de werkgever evenwel een belangrijk risico. Hij is hierdoor aan zijn werknemer gebonden, ook wanneer deze niet zou voldoen. Ter verhelping aan dit "ongemak" werd de optieclausule uitgewerkt waardoor dus de werkgever in het arbeidscontract het recht (maar niet de plicht) wordt verleend het contract eenzijdig te verlengen. Indien de werkgever hiervan gebruik maakt is de werknemer hierdoor gebonden.
Het arbeidshof te Antwerpen boog zich over de vraag in hoeverre deze optieclausule afdwingbaar is en antwoordde hierop bevestigend in haar arrest van 9 februari 2005, R.W. 2006-2007, 1318 met uitvoerige noot:
"De optieclausule in een arbeidsovereenkomst voor sportbeoefenaren, gesloten voor de duur van één seizoen, waarbij de werkgever het recht verwerft om deze overeenkomst eenzijdig te verlengen met een bijkomend seizoen, is geen zuiver potestatieve voorwaarde in de zin van artikel 1174 B.W., noch een verboden wijzigingsbeding in de zin van artikel 25 Arbeidsovereenkomstenwet, maar wel een geldig keuzebeding".
De toepassing van de optieclausule beperkt zich evenwel niet tot de sportwereld of het voetbal alleen, maar tot het volledige arbeidsrecht