Naarmate de opbouw van het pensioenfonds (bij wijze van spaarverrichting) gebeurde tijdens de werking van de huwelijksgemeenschap, is de vermogenswaarde ervan gemeenschappelijk.
Dat de premiebetalingen gebeurden hetzij door een echtgenoot, hetzij door diens werkgever, is op zich niet cruciaal: punt is de bedoelde spaarverrichting als aanvullend inkomen.
Aannemen dat de aanspraken m.b.t. het pensioenfonds tot de gewezen huwelijksgemeenschap behoren, althans in voormelde mate van opbouw tijdens de werking ervan, heeft tot gevolg dat de vermogenswaarde van dit pensioenfonds moet worden verdeeld bij de vereffening-verdeling na echtscheiding.
Ingeval de uitbetaling is gedaan, is onmiddellijke verrekening zonder meer mogelijk.
In beginsel moet de nettowaarde van het kapitaal van het pensioenfonds op de datum van de effectieve verdeling in aanmerking worden genomen: dit is de waarde na aftrek van de RIZIV-bijdragen en andere bijzondere bijdragen en belastingen, zij het enkel rekening gehouden met de tot op het tijdstip van ontbinding met arbeidsinkomsten betaalde premies.