Aberratio ictus is het misdrijf bij misslag.
Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een dader een persoon wil neerschieten, maar door een slecht gemist schot, niet de beoogde persoon raakt maar een toevallige voorbijganger.
Theoretisch zijn er dus twee misdrijven een (mislukte) poging (tot moord) en een misdrijf (moord) bij misslag.
Naar Belgisch recht worden de feiten als één voltooid opzettelijk misdrijf aanzien.
Het opzet bij de aberatio ictus blijft behouden. Opzet impliceert dat een dader wetens en willens moet handelen. Dit opzet slaat op de daad en niet op de gevolgen. Wanneer de gewenste gevolgen zich doordoen ten aanzien van een andere persoon dan deze die de dader voor ogen had, handelt de dader nog steeds opzettelijk.
De strafwet heeft in principe niet de bedoeling om bepaalde personen te beschermen maar om allen te beschermen, waardoor het irrelevant is dat de dader eigenlijk een ander wilde treffen.
De error in personae is het misdrijf waarbij een dader een wel bepaald slachtoffer wil schaden maar een andere persoon aanziet voor de persoon die hij beoogt en op deze persoon het misdrijf uitvoert.
De error in personae of persoonsverwisseling heeft geen gevolg bij de bestraffing. Het misdrijf waarbij de dader zich vergist heeft over de identiteit van zijn slachtoffer, wordt aanzien als een voltooid (opzettelijk) misdrijf).
Het onderscheid tussen de poging en het voltooide misdrijf is naar Belgisch recht van belang omdat het Belgisch recht een onderscheid maakt tussen het met succes gepleegde misdrijf en het mislukte misdrijf, zijnde de poging. Er wordt naar Belgisch recht dus rekening gehouden met het objectieve resultaat. In Frankrijk wordt een poging gelijkgesteld met een voltooid misdrijf. Het Franse criterium is subjectief, waarmee bedoeld wordt dat bij de strafbaarstelling het beoordelingselement de ingesteldheid, zijnde de bedoeling van de dader primeert.
Artikel 392 Strafwetboek bepaalt: “Opzettelijk worden genoemd het doden en het toebrengen van letsel met het oogmerk om een bepaald persoon of een persoon die zal worden aangetroffen of ontmoet, aan te randen, ook al was dit oogmerk afhankelijk van enige omstandigheid of van enige voorwaarde en zelfs al heeft de dader zich vergist omtrent de persoon die het slachtoffer van de aanranding is geworden.”
Uit die bepaling volgt dat hij die beoogt een wel bepaalde persoon te doden of letsel toe te brengen, maar door een externe oorzaak een andere doodt of letsel toebrengt, opzettelijk handelt. De omstandigheid dat hij een andere heeft getroffen dan de persoon die door hem werd beoogd, belet niet dat de dader opzettelijk heeft gehandeld in de zin van artikel 392 Strafwetboek.
De omstandigheid dat het onderzoeksgerecht een inverdenkinggestelde heeft verwezen naar het hof van assisen om er terecht te staan voor een bepaald feit, terwijl het de rechtspleging niet heeft geregeld voor een andere voor dit feit door de onderzoeksrechter inverdenkinggestelde persoon, levert als dusdanig geen miskenning op van het recht op een eerlijk proces en het recht van verdediging inclusief het recht op tegenspraak van de burgerlijke partijen, die hun burgerlijke rechtsvordering op dit feit steunen.
Zo het onderzoeksgerecht alsnog mocht beslissen om de inverdenkinggestelde, voor wie de rechtspleging niet werd geregeld, naar het hof van assisen te verwijzen, kunnen de burgerlijke partijen bij die behandeling door het hof van assisen al hun rechten laten gelden. Dit hof van assisen is bij zijn beoordeling niet gebonden door wat een eerder hof van assisen heeft beslist over een andere beschuldigde.
De in art. 51 Sw. bedoelde strafbare poging vereist een begin van uitvoering van het misdrijf, maar niet dat het wezenlijk bestanddeel van de misdaad of van het wanbedrijf zelf reeds een aanvang heeft genomen. Er is een begin van uitvoering van een misdaad of wanbedrijf zodra de dader de middelen aanwendt die hij zich heeft verschaft en die hij heeft klaargelegd en in gereedheid gezet om zijn misdadig voornemen ten uitvoer te brengen. Het begin van uitvoering staat in een noodzakelijk verband met het misdadig opzet van de dader en kan slechts worden verklaard uit diens wil om een welbepaald misdrijf te plegen dat rechtstreeks en onmiddellijk wordt beoogd door de gestelde daden. Een daad die geen enkel twijfel laat bestaan over de bedoeling van de dader kan aldus het begin van uitvoering uitmaken dat de strafbare poging kenmerkt.