De procedure tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid is een ernstige verstoring van het normale verloop van de rechtspleging voor de Raad, herleidt de mogelijkheden tot onderzoek van de zaak tot een strikt minimum en beperkt aanzienlijk de rechten van verdediging van de verwerende partij en van eventuele belanghebbenden.
Deze procedure moet dan ook zeer uitzonderlijk blijven en mag alleen worden aangewend wanneer het uiterst dringende karakter meteen voor iedereen zonder meer duidelijk is, of door de verzoekende partijen duidelijk en onomstootbaar wordt aangetoond.
De verzoekende partijen in een schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid moeten bewijzen dat zij bij het instellen van de vordering met de vereiste spoed en diligentie zijn opgetreden. Zij moeten tevens, op basis van precieze, pertinente en concrete gegevens, aannemelijk maken dat zij de vernietigings- of de gewone schorsingsprocedure niet kunnen afwachten of dat de schorsing van de tenuitvoerlegging, wanneer ze pas na de afwikkeling van de gewone schorsingsprocedure zou worden uitgesproken, onherroepelijk te laat komt om hun belangen veilig te stellen.
Artikel 40, § 1 en 2 DBRC-decreet bepaalt dat het verzoekschrift “in voorkomend geval” de redenen omschrijft op grond waarvan, bij wijze van voorlopige voorziening, om de schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing wordt verzocht.
Artikel 56, § 1, 3° van het procedurebesluit bepaalt dat het verzoekschrift, in geval van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid, een uiteenzetting bevat van de redenen die, volgens de verzoekende partij(en), de hoogdringendheid verantwoorden die ter ondersteuning van dat verzoekschrift wordt ingeroepen.
Artikel 57, 2° van hetzelfde besluit bepaalt dat de verzoekende partij(en) “in voorkomend geval” bij het verzoekschrift de overtuigingsstukken voegt (of voegen) die aantonen dat de schorsing uiterst dringend noodzakelijk is.
Uit deze bepalingen volgt dat het toekomt aan de verzoekende partijen, die kiezen voor het instellen van de uitzonderingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid, om door middel van uiteenzettingen in het verzoekschrift en “in voorkomend geval” door het bijbrengen van documenten, te overtuigen dat de gegevens en de gevolgen van de zaak dermate imminent en dringend zijn, dat alleen de uitzonderingsprocedure, die uit de aard ervan gepaard gaat met uiterst korte termijnen voor het voeren van een verweer en voor het onderzoeken van de zaak door de Raad, uitkomst kan bieden.