Het hof van cassatie diende te oordelen over de toepassing van art. 446 ter Ger.W.niet alleen geldt bij bepaling van de ereloonstaat partijbeslissing, maar of deze bepaling ook geldt wanneer er een voorafgaande ereloonovereenkomst voorligt.
Het Hof van Cassatie oordeelde in haar arrest van 24 maart 2016 ook ereloonovereenkomsten tussen advocaten en ondernemingen (of consumenten) getoetst dienen getoetst te worden aan de billijke gematigdheid.
De raad van de Orde vervult een functie van algemeen belang en beoordeelt of het ereloon is vastgesteld met billijke gematigdheid, zodat hij geen rekening dient te houden noch met de eenzijdige beslissing van de advocaat, noch met eventuele afspraken of overeenkomsten tussen de advocaat en zijn cliënt, ongeacht het tijdstip waarop deze eenzijdige beslissing werd genomen, deze afspraken werden gemaakt of deze overeenkomsten werden gesloten en uitgevoerd, onverminderd het recht van de partij om zich tot het gerecht of een scheidsrechter te richten
"Het onderdeel dat aanvoert dat de bevoegdheid van de raad om het ereloon te verminderen beperkt is tot de hypothese van een partijbeslissing en niet toepasselijk is wanneer de advocaat en de cliënt een ereloonovereenkomst afsloten, zodat de raad van de orde niet bevoegd is om een controle uit te oefenen op grond van art. 446v ter tweede lid gerechtelijk wetboek gaat uit van een verkeerde rechtsopvatting."
uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Art. 446ter
De advocaten begroten hun ereloon met de bescheidenheid die van hun functie moet worden verwacht. Een beding daaromtrent dat uitsluitend verbonden is aan de uitslag van het geschil, is verboden.
Ingeval het ereloon niet met een billijke gematigdheid is vastgesteld, wordt het door de raad van de Orde verminderd, met inachtneming onder meer van de belangrijkheid van de zaak en van de aard van het werk, onder voorbehoud van de teruggave die hij beveelt, indien daartoe grond bestaat, dit alles onverminderd het recht van de partij om zich tot het gerecht te wenden indien de zaak niet aan een scheidsgerecht is onderworpen.
Wordt de zaak voor de rechtbank gebracht, dan wordt zij in openbare zitting behandeld, tenzij de partijen eenstemmig vragen dat zij in raadkamer wordt behandeld.
De rechtbank mag daarenboven, op verzoek van de meest gerede partij, bij een met redenen omklede beslissing gelasten dat de zaak in raadkamer wordt behandeld, gedurende de gehele rechtspleging of een gedeelte ervan, in het belang van de goede zeden of van de openbare orde, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé-leven van partijen bij het proces dit vereisen of, in de mate dat dit door de rechtbank onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van de rechtsbedeling zou schaden.