M.b.t. roerende goederen geldt het bezit als titel (art. 2279, eerste lid BW). Dit betekent niet enkel dat het deugdelijk bezit van een roerend goed geldt als bewijs van eigendom, maar ook dat het deugdelijk bezit van een roerend goed een oorspronkelijke wijze van eigendomsverkrijging is. (zie in zelfde zin de bepaling van het NBW:
Art. 3.21. Deugdelijk bezit
Onder voorbehoud van de artikelen 3.25 en 3.28, heeft het bezit slechts gevolgen indien het voortdurend, ongestoord, openbaar en ondubbelzinnig is. Die hoedanigheden worden vermoed aanwezig te zijn, behoudens tegenbewijs.
Een gebrekkig bezit heeft pas gevolgen nadat het gebrek opgehouden heeft te bestaan.
Art. 3.22. Bezit te goeder trouw
De bezitter is te goeder trouw als hij er rechtmatig mag op vertrouwen dat hij titularis is van het recht dat hij bezit. De goede trouw wordt vermoed, behoudens tegenbewijs.
Afdeling 2. - Bewijsfunctie van bezit
Art. 3.23. Bewijsfunctie van bezit
De bezitter wordt vermoed de titularis te zijn van het zakelijk recht dat hij feitelijk uitoefent, behoudens tegenbewijs.
Art. 3.24. Versterkte bewijsfunctie bij roerende goederen
De bezitter te goeder trouw van een zakelijk recht op roerende goederen wordt vermoed over een titel te beschikken, behoudens tegenbewijs.
Het deugdelijk bezit is een onmiddellijke wijze van eigendomsverkrijging van roerende goederen, in die mate dat er geen verkrijgende verjaringstermijn moet verlopen om de eigendom te verkrijgen.
Men wordt geacht voor zichzelf en als eigenaar te bezitten. Het komt derhalve de eigenaar van een goed die buiten bezit werd gesteld door een "bezitter" die zich op art. 2279 BW beroept toe te bewijzen dat de bezitter het goed niet voor zich en als eigenaar onder zich hield, zodat er geen sprake zou zijn van bezit, maar van loutere detentie of nog dat het bezit niet deugdelijk was.
De hersteller van een goed, bezit niet als eigenaar, maar is enkel detentor met oog op herstelling.
Voor een duidelijke omschrijving voor het begrip detentie kan verwezen naar het NBW:
Art. 3.18. Bezit en detentie: definitie
Bezit is de feitelijke uitoefening van een recht als ware men de titularis van dit recht, hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van een derde.
Degene die het recht feitelijk uitoefent, wordt vermoed de bezitter ervan te zijn, behoudens tegenbewijs. Een restitutieverplichting van het recht dat hij bezit, sluit de bedoeling om er titularis van te zijn uit.
Ontbreekt deze bedoeling wegens een rechtshandeling of een wettelijke of rechterlijke titel, dan is er detentie van dit recht.