Krachtens art. 5, vierde lid, van de wet van 4 november 1969 tot beperking van de pachtprijzen, opgenomen onder artikel III van de wet van 4 november 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen, moeten de pachtprijzen, voor zover zij het ingevolge deze wet bepaalde maximum overschrijden, aan de pachter, op zijn verzoek, worden terugbetaald, zij het dat deze teruggave slechts van toepassing is op de vervallen en betaalde pachtgelden van de vijf jaren die aan het verzoek voorafgaan.
Het recht op terugbetaling is van dwingend recht en strekt tot bescherming van de pachter.
De pachter kan van dit recht geen afstand doen dan nadat hij de in strijd met voormelde wet overeengekomen pachtprijs heeft betaald. Uit het enkele feit van de betaling zelf van de relatief nietige pachtprijs, zij het met kennis van de relatieve nietigheid, kan geen afstand van het recht op terugbetaling worden afgeleid.
Krachtens art. 5, eerste lid, van de voormelde wet van 4 november 1969 tot beperking van de pachtprijzen kan elk van de partijen de herziening vragen van de prijs van een lopende pacht op de bij de artikelen 2, 3 en 4 bepaalde grondslag.
Het tweede lid van voormeld artikel vervolgt dat, wanneer de pachter de herziening vraagt van de prijs van een lopende pacht waarvan het bedrag hoger is dan het aldus bepaalde maximum, de pacht dan niet nietig is maar de pachtprijs wordt teruggebracht tot het overeenkomstig die artikelen bepaalde bedrag.
Het recht op herziening van de pachtprijs is van dwingend recht en strekt tot bescherming van de pachter.
De pachter kan van dit recht geen afstand doen dan nadat hij de in strijd met voormelde wet overeengekomen pachtprijs heeft betaald. Uit het enkele feit van de betaling zelf van de relatief nietige pachtprijs, zij het met kennis van de relatieve nietigheid, kan geen afstand van het recht op herziening van de pachtprijs worden afgeleid.