Art. 2277 B.W. bepaalt: «Termijnen van altijddurende renten en van lijfrenten; die van uitkeringen tot levensonderhoud; huren van huizen en pachten van landeigendommen; interesten van geleende sommen, en, in het algemeen, al hetgeen betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen; verjaren door verloop van vijf jaren».
De huurprijs in de leasingovereenkomst die betaalbaar is per maand (23.995 fr. per maand betreft een rechtsvordering die een betaling beoogt van een periodieke schuld die minstens om het jaar moest gebeuren (maandelijks).
Uit de vaststelling dat de leasingschuld in maandelijks vaste bedragen betaalbaar is, waarin elementen van kapitaal en interesten vermengd zijn, volgt dat art. 2277 B.W. krachtens welk interesten van geleende sommen en in het algemeen al hetgeen betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen, verjaren door verloop van vijf jaren, erop van toepassing is.
Aan de toepassing van de korte verjaringstermijn wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat de binnen het jaar of eerder verschuldigde periodieke betaling zowel een gedeelte kapitaal (aflossingscomponent) inhoudt, als een rentecomponent. De vijfjarige verjaringstermijn van art. 2277 B.W. is immers niet uitgesloten t.a.v. een vordering waarvan andere elementen dan interesten het voorwerp uitmaken. Deze verjaring is van toepassing wanneer de schuld die betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen, een element van afbetaling en een element van rente bevat.
De doelstelling van de vijfjarige verjaringstermijn is overigens enerzijds om na verloop van zekere tijd discussies te vermijden, omdat wordt vermoed dat de schuldenaar zijn schuld intussen heeft betaald. Op die manier wordt de schuldeiser ook tot meer spoed aangezet om zijn aanspraken in rechte te doen gelden. Anderzijds heeft de vijfjarige verjaringstermijn een humanitair doel, omdat hij beoogt de schuldenaar te beschermen tegen een toenemende opeenstapeling van periodieke schulden, waarvan de betaling plots, na lange tijd, ineens in rechte wordt gevorderd, wat het faillissement of zware financiële problemen van de schuldenaar kan meebrengen. De verjaring vindt bovendien haar verklaring in het feit dat verweerders na verloop van tijd met bewijsproblemen worden geconfronteerd. De kwaliteit van het bewijs van rechtsfeiten en rechtshandelingen verbetert immers niet met het verloop van de tijd. De verjaringsregels werden tevens in het leven geroepen omdat rechtssubjecten na verloop van tijd hun gemoedsrust moeten kunnen terugvinden en het recht moeten hebben om te vergeten.
Gelet op het hierboven vermelde is de rechtbank in de alhier besproken zaak van oordeel dat leasingschulden onder de toepassing van art. 2277 B.W. vallen en derhalve door verloop van vijf jaar verjaren.