Een leningsovereenkomst is een zakelijke overeenkomst. De totstandkoming ervan veronderstelt de overhandiging van de geleende zaak. Er kan enkel sprake zijn van een leningsovereenkomst tussen de partij die de som overhandigt en deze die ze ontvangt. (deze ontvangst van de gelden is een rechtsfeit en mag met alle middelen van recht worden bewezen zie Cass. 03/10/2019, 1615.
Een (geld)leningsovereenkomst is een reële consensuele overeenkomst waarbij de ene partij, de uitlener, een bepaalde geldsom daadwerkelijk ter beschikking stelt van de andere partij, de ontlener, op voorwaarde van terugbetaling en in beginsel tegen intrest.
Zij moet strikt onderscheiden worden van de een kredietovereenkomst, een consensuele overeenkomst waarbij de ene partij, de kredietgever, belooft aan de andere partij, de kredietnemer, een bepaalde waarde ter beschikking te stellen onder een welbepaalde vorm
Stellen dat een geldlening een consensuele overeenkomst uitmaakt, houdt in dat het geleende geld in eigendom overgedragen wordt nog voordat het ter beschikking gesteld werd.
Dit is immers het algemene gevolg van het consensualisme dat ook gekend is uit het kooprecht en dit staat ook bevestigd in art. 1893 BW. Dit zou dan inhouden dat de remuneratoire intrest moet beginnen lopen nog voordat de ontlener beschikking gekregen heeft over het geleende geld ...
Wanneer de ontvanger van de gelden niet dezelfde persoon is als de begunstigde van de "onmiddellijke thesauriekredietovereenkomst", is tussen de terbeschikkingsteller en de begunstigde van de financiering een onbenoemde overeenkomst gesloten, alleszins geen "lening".
De geldlening wordt volgens sommige rechtsleer opgevat als een eenzijdig contract. Immers de afgifte van het geldbedrag is vereist is voor de totstandkoming van de geldlening en op het eerste zicht rusten er verder geen verbintenis op de uitlener.
Toch zijn er argumenten om de lening als een wederkerige verbintenis te aanzien. Zo is er de verbintenis van de uitlener om het geleende ter beschikking te laten en te houden (in artikel 1899 (oud) BW, stellende: “De uitlener kan de geleende zaken niet terugvorderen voordat de overeengekomen tijd verstreken is.”
De geldlening op intrest is verder een overeenkomst onder bezwarende titel met voordeel voor beide partijen (beschikking fondsen, versus het bekomen van interest. Het lijkt dan ook tegenstrijdig dat een overeenkomst onder bezwarende titel eenzijdig zou zijn.