In een vervangingsovereenkomst van bepaalde duur werd opgenomen dat een werknemer zou worden tewerkgesteld ter vervanging van twee collega's met loopbaanonderbreking. Vervolgens werden verschillende aanvullende vervangingsovereenkomsten gesloten die in totaal een duurtijd van meer dan twee jaar hadden.
Na afloop daarvan vorderde de werknemer een opzeggingsvergoeding.
Aartikel 11ter Arbeidsovereenkomstenwet bepaalt dat de identiteit van de vervangen werknemers evenals de reden van de vervanging en de voorwaarden van de indienstneming moeten worden opgenomen in de vervangingsovereenkomst.
Te dezen voldeed een eerste vervangingsovereenkomst aan deze voorwaarden. Daaropvolgende vervangingsovereenkomsten werden omschreven als ·aanhangsel bij de vervangingsovereenkomst' en verwezen naar de oorspronkelijke vervangingsovereenkomst met vermelding dat alle arbeidsvoorwaarden van de oorspronkelijke vervangingsovereenkomst van toepassing blijven.
Het arbeidshof leidde hieruit af dat alle vervangingsovereenkomsten gesloten waren in overeenstemming met de wettelijke vormvereisten, ook al vermelden zij niet expliciet de identiteit van de vervangen werknemers.
Het hof onderzocht verder of de maximumduur van twee jaar voor opeenvolgende vervangingsovereenkomsten werd overschreden dan wel of de door artikel 104 Sociale Herstelwet voorgeschreven uitzondering in geval de vervangen werknemers hun arbeidsprestaties voor bepaalde tijd verminderen, van toepassing iwas
De twee vervangen werknemers hadden beiden om loopbaanonderbreking tot aan de pensioengerechtigde leeftijd gevraagd. Dergelijke arbeidsovereenkomst moet worden beschouwd als een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Het arbeidshof bevestigde het vonnis van de arbeidsrechtbank en oordeelde dat de vordering tot betaling van een opzeggingsvergoeding ongegrond is. De vervangingsovereenkomsten werden aldus immers gesloten met toepassing van de door artikel 104 Sociale Herstelwet voorgeschreven uitzondering op de maximumduur.