De eventuele toekenning van een leefloon kadert in het recht op maatschappelijke integratie zoals geregeld door de Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (de RMI-wet).
Het bedrag van het leefloon wordt (onder meer) vastgesteld in functie van de bestaansmiddelen van de aanvragers (cf.. artikelen 14, § 2 en 16 van de RMI-wet, en artikelen 22 t/m 35 van het uitvoerings-K.B. van 11 juli 2002).
Het OCMW is, met het oog van de bepaling van de omvang van deze bestaansmiddelen, gerechtigd om daaromtrent de nodige onderzoeken uit te voeren.
In artikel 19 van de RMI-wet wordt bepaald dat, met het oog op toekenning-herziening-intrekking-schorsing van (onder meer) het leefloon, het OCMW via een maatschappelijk werker een sociaal onderzoek verricht.
De aanvrager is ertoe gehouden elke voor het onderzoek van zijn aanvraag nuttige inlichting en machtiging te geven (artikel 19, § 2 RMI-wet).
Soortgelijke bepalingen liggen vervat in artikel 60 1 van de Organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de OCMW-wet, in toepassing waarvan de steunaanvrager ertoe gehouden is om elke nuttige inlichting nopens zijn toestand te geven, alsmede het centrum op de hoogte te brengen van elk nieuw gegeven dat een weerslag kan hebben op de hulp die hem wordt verleend.
De wettelijk vastgelegde mededelingsplicht slaat dus op het verstrekken van alle "nuttige" inlichtingen.
Een eenzijdige weergave door de maatschappelijk werker van het OCMW in een sociaal verslag laat echter niet toe om ten genoege van recht uit te maken of de aanvrager van de steun geweigerd zouden hebben mee te werken aan het onderzoek en/of dat zij daartoe benodigde "nuttige" inlichtingen onthouden zouden hebben aan het OCMW.
Klaarblijkelijk had in deze zaak de aanvrager van de steun een aantal boekhoudkundige gegevens van de VOF waarin deze een nevenactiviteit beoefende ter inzage voorgelegd aan het OCMW, maar achtte het OCMW het aangewezen en wenselijk om daarvan ook fotokopies te kunnen nemen, hetgeen dan door betrokkenen niet werd toegestaan.
De steunaanvrager stelde dat zij de gegevens inzake inkomsten, waaronder die van abonnementsgelden en bankafschriften, niet onthouden hebben aan het OCMW, maar zij wensten klaarblijkelijk niet de namen van abonnees op een uitgave t.a.v. het OCMW kenbaar te maken.
Ter zitting verklaarden zij dat zij de bankafschriften met de storting van de abonnementsgelden wel degelijk hebben voorgelegd, maar dat daarop de namen van de abonnees - volgens hen ook veelal informanten die onder meer gevoelige informatie over het OCMW bezorgden - anoniem hadden gemaakt.
De steunaanvrager was immers een journalist die een eigen mediakanaal onderhield.
Uit de beschikbare gegevens - waaronder het door het OCMW ten behoeve van het arbeidsauditoraat opgestelde verslag - weerhoudt het hof dat de maatschappelijk werker van het OCMW er klaarblijkelijk nogal zwaar aan tilde dat er geen fotokopies van de (alle) boekhoudkundige gegevens van de VOF M.P mochten worden gemaakt, en mogelijk ook dat de persoonsgegevens van de abonnees haar niet ter kennis werden gebracht.
Dit ongenoegen van de maatschappelijk werker van het OCMW vertaalde zich vervolgens in de appreciatie van een aan betrokkenen verweten "niet trouwe er, volledige medewerking aan het sociaal onderzoek" (motivering, vermeld in de bestreden OCMW-beslissing).
Het hof is aan de hand van de thans beschikbare gegevens echter van oordeel dat dergelijke appreciatie vanwege het OCMW te verregaand was, en dat de beschikbare feitelijke elementen onvoldoende objectiveerbare gegevens opleveren tel ondersteuning van dergelijke appreciatie,
Het niet kunnen nemen van fotokopies van de gehele boekhouding van bedoelde VOF M.P en het niet kunnen beschikken over de namen en identiteit van de individuele abonnees, kan hier naar het oordeel van het hof in de gegeven omstandigheden niet als een aan betrokkenen verwijtbare niet-medewerking en inbreuk op artikel 19 van de RMI-wet worden aangemerkt, temeer nu het OCMW (haar maatschappelijk werker) wel degelijk de mogelijkheid had tot inzage en registratie (handgeschreven) van de vereiste nuttige financiële gegevens van de VOF M.P.