Een chauffeur kan ontslaan worden om dringende redenen wegens een verkeersmisdrijf na een eerdere minnelijke schikking, waarna hij hiervoor reeds formeel door de werkgever werd gewaarschuwd.
In art. 35 van de Arbeidsovereenkomstenwet wordt de dringende reden omschreven als “de ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt?.
Alleen de dringende reden waarvan kennis is gegeven binnen drie werkdagen na het ontslag kan worden aangevoerd ter rechtvaardiging van het ontslag zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn (art. 35,4? lid W.A.O.).
Daar de dringende reden aan het soevereine (art. 35 1° lid W.O.A) en de partij, die een dringende reden inroept, hiervan het bewijs dient te leveren, volgt hieruit dat het bewijs dient geleverd te worden van het bestaan van de dringende reden ter rechtvaardiging van het ontslag.
Enkel de redenen van het ontslag vermeld in de brief van 27 november 1992 kunnen ter rechtvaardiging worden ingeroepen, terwijl de erin vermelde redenen voldoende duidelijk moeten gespecificeerd zijn opdat enerzijds de heer C. zou ingelicht zijn betreffende de feiten, die hem ten laste worden gelegd, en opdat anderzijds een controle door de rechter zou worden toegelaten op de ernst van de aangevoerde redenen en of ze dezelfde zijn als die voor de rechter worden ingeroepen.
Van zodra de omschrijving van de aangehaalde redenen dergelijke toetsing mogelijk maakt, kunnen de aangehaalde redenen verder worden onderzocht naar het bestaan en de ernst ervan, die het ontslag om dringende reden rechtvaardigen.
Het ontslag om dringende reden wordt inderdaad gegeven omdat elke verdere professionele samen- werking onmiddellijk en definitief onmogelijk is (art. 35 1ste lid W.A.O.). Het is met andere woorden een zware sanctie die erin bestaat een werknemer op staande voet te ontslaan zonder enige vergoeding.
Het bewijs van de dringende reden kan door de werkgeefster worden geleverd door alle middelen van recht, getuigen inbegrepen, en door gewichtige, bepaalde en met elkaar overeen- stemmende vermoedens ( art. 870, 915, 916 Ger.W.; art. 1315, 1349 en 1353 B.W. ).
Een eenvoudige verklaring is bijgevolg onvoldoende.
Uit de bovenstaande overwegingen wordt afgeleid dat het ontslag om dringende reden het gevolg is van de vaststelling dat de ernstige tekortkoming elke professionele samenwerking tussen de werkgeefster en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.
De rechter beoordeelt op grond van de wettelijk toegekende soevereine beoordelingsmacht, ieder feit afzonderlijk op het karakter van een dringende reden tot ontslag ( Cass. 16.3.1987, R.W., 1987 – 1988, 443; Cass. 7.3.1983, R.W., 1983 – 1984, 1233 ), en zo nodig de feiten samen in hun onderling verband als dringende reden, die aanleiding geeft tot ontslag.