Onverminderd de toepassing van artikel 1022, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, heeft, wanneer meerdere partijen in het gelijk zijn gesteld, ieder van hen afzonderlijk recht op een rechtsplegingsvergoeding, ongeacht of zij al dan niet samen met één of meerdere andere in het gelijkgestelde partijen worden bijgestaan door eenzelfde advocaat en ongeacht of zij al dan niet in dezelfde zin hebben geconcludeerd; het totaal van de ten laste van de in het ongelijk gestelde partij toegekende rechtsplegingsvergoedingen mag echter niet meer bedragen dan het dubbel van de maximale rechtsplegingsvergoeding waarop de begunstigde die gerechtigd is om de hoogste vergoeding te eisen, aanspraak kan maken
Zie ook: Cass. 9 nov. 2011, AR P.11.0886.F, AC 2011, nr. 606, met concl. van advocaat-generaal D. VANDERMEERSCH in Pas. 2011, nr. 606.
Nuancering:
Cassatie 24/05/2018, C.17.0450.N, juridat
Krachtens artikel 1017, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek verwijst, tenzij bijzondere wetten anders bepalen, ieder eindvonnis, zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten, onverminderd de overeenkomst tussen partijen, die het eventueel bekrachtigt.
Krachtens artikel 1018, 6°, Gerechtelijk Wetboek omvatten de kosten: de rechtsplegingsvergoeding, zoals bepaald in artikel 1022.
Krachtens artikel 1022, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek is de rechtsplegingsvergoeding een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij.
Krachtens het artikel 1022, vijfde lid, Gerechtelijk Wetboek, bedraagt, wanneer meerdere partijen de rechtsplegingsvergoeding ten laste van dezelfde in het ongelijk gestelde partij genieten, het bedrag ervan maximum het dubbel van de maximale rechtsplegingsvergoeding waarop de begunstigde die gerechtigd is om de hoogste vergoeding te eisen, aanspraak kan maken. Ze wordt door de rechter tussen de partijen verdeeld.
Uit deze bepalingen volgt dat wanneer meerdere partijen de rechtsplegingsvergoeding lastens eenzelfde in het ongelijk gestelde partij genieten, ieder van hen de rechtsplegingsvergoeding geniet overeenstemmend met het bedrag van zijn vordering, met dien verstande dat het gecumuleerd bedrag van deze rechtsplegingsvergoedingen het dubbele van de maximale rechtsplegingsvergoeding niet mag overschrijden waarop de begunstigde die gerechtigd is om de hoogste vergoeding te eisen, aanspraak kan maken.