Geen enkele vordering, zelfs niet op eenzijdig verzoekschrift bij uiterste hoogdringendheid kan worden ingesteld tot het bekomen van een private huiszoeking.
Een onbeperkte toegang verkrijgen, zelfs via een rechterlijke beslissing, tot gegevens die zich in een private woonst bevinden, maakt een inbreuk uitmaakt op artikel 8 EVRM. .
Een maatregel kan immers zo ruim is geformuleerd worden dat hij precies neerkomt op een private huiszoeking.
De private huiszoeking is verboden en strijdig met met het recht door de bescherming van de woning ingeschreven in artikel 8.1 EVRM.
Te dezen diende het Hof te oordelen of de verkregen gegevens ingevolge een private huiszoeking die toegestaan werd op eenzijdig verzoekschrift kunnen gebruikt worden in het kader van de procedure wegens een vermeende inbreuk op de eerlijke handelspraktijken.
Het feit dat op zijn minst geen enkele maatregel genomen werd om het vertrouwelijk karakter van de verkregen gegevens te waarborgen, vormt volgens het Hof een schending van de privacy, zoals gewaarborgd bij artikel 8 EVRM. Het feit dat afgestapt werd in de privé-woning, in aanwezigheid van een afgevaardigde van een voormalige werkgever en actuele concurrent, terwijl de beschikkingen op eenzijdig verzoekschrift hierover niet eens iets vermelden, maakt de inbreuk op de privacy des te flagranter en des te erger.
Om die redenen worden de gegevens, verkregen uit de plaatsbezoeken, niet in aanmerking genomen bij de beoordeling van de beweerde schendingen van de eerlijke handelspraktijken.
De verwijzing naar het arrest van het Hof van Cassatie van 12 oktober 2005 is niet dienstig, nu het Hof een oordeel velde met betrekking tot een onregelmatig verkregen bewijs in strafzaken.
Ook het cassatiearrest van 16 november 2004 handelt over de bewijsvoering in strafzaken. In de voorliggende zaak gaat het niet om een strafzaak, maar om een aangelegenheid tussen twee private bedrijven. De beginselen die gelden voor de bewijsvoering in strafzaken kunnen niet zonder meer getransponeerd worden naar het burgerlijk geding.
Dat doorzocht werd in uitvoering van een rechterlijke beschikking, verandert niets aan het voorgaande. Dit is des te meer het geval nu deze beschikking nog ter beoordeling voorligt aan het Hof van beroep.