De bewaarder van een zaak, die aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door het gebrek van de zaak, is degene die voor eigen rekening het gebruik of genot heeft of ze onder zich houdt, met een macht om daarop toezicht, bewaking en leiding uit te oefenen. Verwerende partij is de bewaarder van het distributienet, zoals bedoeld in art. 1384, eerste lid BW.
Opdat de bewaarder van een zaak aansprakelijk zou zijn op basis van art. 1384, eerste lid BW, is het nodig, maar voldoende, dat een zaak gebrekkig is en dat er een causaal verband bestaat tussen het gebrek en de schade zoals deze zich concreet voordeed.
Een zaak is aangetast door een gebrek in de zin van art. 1384, eerste lid BW wanneer zij een abnormaal karakter vertoont, waardoor deze zaak in bepaalde omstandigheden schade kan veroorzaken. Het is niet vereist dat het gebrek van de zaak een intrinsiek kenmerk of element is van de zaak. Een door een gebrek aangetaste zaak kan immers een samengesteld geheel zijn, zonder dat het afwijkende kenmerk een intrinsiek kenmerk van die zaak moet zijn. Deze laatste stelling vindt ook bevestiging in de meest recente cassatierechtspraak en is ook logisch, omdat het toepassingsgebied van artikel 1384, eerste lid BW compleet uitgehold zou worden wegens de toevoeging van de voorwaarde dat een zaak slechts gebrekkig kan zijn wanneer het abnormaal kenmerk niet vreemd is aan de zaak die gebrekkig wordt geacht. Het volstaat dus dat de structuur van de zaak wordt aangetast, waardoor deze zaak schade kan veroorzaken en het normaal gebruik ervan verhinderd wordt.
Een stroomonderbreking op het aansluitpunt van het pand als gevolg van een defect op het distributienet is te beschouwen als een abnormaal kenmerk in de zin van art. 1384, eerste lid BW, omdat een modaal distributienetwerk zonder stroomonderbrekingen nuttig moet zijn voor de levering van stroom op elk moment dat deze gevraagd wordt. Een dergelijke stroomonderbreking is wel van aard om welkdanige schade te veroorzaken.
Het distributiereglement is niet van contractuele maar wel van reglementaire aard. Art. 159 Gw. bepaalt evenwel dat de hoven en rechtbanken de algemene, provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen alleen toepassen in zoverre zij met de wetten overeenstemmen. Het distributiereglement valt onder de toepassing van deze grondwetsbepaling. De bepalingen van het Burgerlijk Wetboek zijn hogere normen ten opzichte van dat reglement zodat, in zoverre de bepalingen ervan in strijd zijn met het Burgerlijk Wetboek, deze niet mogen worden toegepast. Art. 1384, eerste lid BW raakt de openbare orde niet en is evenmin van dwingend recht, maar dat impliceert niet dat door middel van een distributiereglement eenvoudigweg de vloer kan worden aangeveegd met de in het Burgerlijk Wetboek opgenomen aansprakelijkheidsregeling. Enige in dat reglement opgenomen exoneratie van aansprakelijkheid, onder meer wat art. 1384, eerste lid BW betreft, moet derhalve buiten toepassing worden gelaten wegens schending van de wet