voorbeeld
In de zaak:
V. F.,
Appellant,
Tegen:
C.V.B.A. DUPLISOFT, met zetel te 1050 BRUSSEL, Lanfraystraat nr. 12 en ingeschreven in het handelsregister onder nummer 554.918;
Na beraadslaging, velt het Arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest:
-Gelet op de stukken der rechtspleging en ondermeer het eensluidend verklaard afschrift van het vonnis uitgesproken op tegenspraak door de 12e kamer van de Arbeidsrechtbank te Brussel op 7 september 2001 (AR nr. 72742/98), alsmede het verzoekschrift tot hoger beroep ontvangen op de griffie van het Arbeidshof op 6 november 2001.
-Gelet op de besluiten en de synthesebesluiten van geïntimeerde, ontvangen ter griffie op respectievelijk 29 november 2002 en 14 februari 2003.
-Gelet op de besluiten en aanvullende besluiten van appellant, ontvangen ter griffie op respectievelijk 11 juni 2002 en 28 maart 2003.
-Gehoord de partijen in hun middelen en verdediging ter openbare terechtzitting van 4 april 2003. De partijen legden hun bundel neer waarna de debatten gesloten werden en de zaak in beraad werd genomen.
I. HET TUSSENGESCHIL M.B.T. DE DOOR APPELLANT GEVORDERDE WERING UIT DE DEBATTEN VAN GEÏNTIMEERDES SYNTHESEBEROEPSBESLUITEN, NEERGELEGD TER GRIFFIE DD. 14 FEBRUARI 2003.
Overwegende dat ons Hof bij beschikking dd. 7 oktober 2002 ingevolge het verzoekschrift ingediend door appellant op 11 september 2002 de conclusietermijnen overeenkomstig artikel 747 ,§2 van het Gerechtelijk Wetboek als volgt bepaalde:
-besluiten CVBA Duplisoft uiterlijk neer te leggen op 29 november 2002,
-eventuele antwoordbesluiten appellant uiterlijk neer te leggen op 10 januari 2003,
-eventuele wederantwoordbesluiten geïntimeerde uiterlijk neer te leggen op 14 februari 2003,
en de zaak voor pleidooien vaststelde op 4 april 2003.
Op 28 maart 2003 legt appellant ter griffie aanvullende beroepsbesluiten neer, waarin hij uiteenzet dat geïntimeerde syntheseberoepsbesluiten neergelegd op 14 februari 2003 volledig verschillen van zijn eerste beroepsbesluiten en dat geïntimeerde samen met deze syntheseberoepsbesluiten ook tot de neerlegging van bijkomende nieuwe stukken overgaat.
Appellant stelt dat hij aldus in de onmogelijkheid is gesteld om op deze nieuwe argumenten en op deze nieuwe stukken te antwoorden.
Het gaat hier volgens appellant duidelijk over een onverantwoorde en laattijdige neerlegging van bijkomende beroepsbesluiten met neerlegging van bijkomende stukken door geïntimeerde, hetgeen zonder de minste twijfel van aard is om de goede rechtsbedeling in de weg te staan. Het gaat over een handelswijze waardoor de belangen van appellant op een foutieve wijze worden geschaad zodat het neerleggen van deze syntheseberoepsbesluiten na neerlegging van de eerste beroepsbesluiten dient te worden beschouwd als misbruik van recht zodat het Arbeidshof deze laatste besluiten en deze bijkomende stukken uiteraard volledig uit de debatten dient te weren.
Dat dit beginsel volgens appellant door een unanieme rechtspraak is aanvaard (Cass. 20.11.1991, Arr. Cass.1991-92, 260, nr. 156; RW 1991-92, 1029, noot; Cass. 31.10.1991, ARR. Cass. 1991-92, 205; Cass. 14.2.1992, Arr. Cass. 1991-92, 557);
In de meest ondergeschikte orde, en indien het Arbeidshof zou oordelen dat deze "synthesebesluiten in hoger beroep" neergelegd op 14 februari 2003 niet uit de debatten dienen geweerd, vordert appellant dat hem de mogelijkheid wordt verleend om een laatste besluitschrift op te stellen en om de zaak op een door het Arbeidshof vast te stellen datum te pleiten.
Overwegende dat het Hof vaststelt aan de hand van de lezing van geïntimeerdes besluiten en synthesebesluiten dat deze besluiten grotendeels identiek zijn, behoudens een korte alinea (medio p.8) en twee zinsneden op p.9 en p.10 waar geïntimeerde verwijst naar verklaringen van dames D. L. en Arroyo (nieuw stuk 10).
Overwegende dat overeenkomstig artikel 740 van het Gerechtelijk Wetboek de stukken ten laatste tegelijk met de conclusies dienen te worden overgelegd.
Overwegende dat de conclusietermijnen door ons Hof met een beschikking werden vastgelegd conform artikel 747 van het Gerechtelijk Wetboek.
Dat met deze beschikking aan geïntimeerde uiterlijk tot 14 februari 2003 termijn werd verleend voor neerlegging van eventuele antwoordbesluiten.
Dat geïntimeerde tijdig (uiterlijk 14 februari 2003) haar synthesebesluiten ter griffie neerlegde en tegelijkertijd de stukken nr. 10 die hij opnam in zijn inventaris bij deze syntheseberoepsbesluiten en die hij meedeelde aan appellant.
Dat geïntimeerde aldus haar stukken nr. 10 overlegde ten laatste tegelijkertijd met haar syntheseberoepsbesluiten, zoals artikel 740 Ger.Wb. voorschrijft.
De beslissing die stukken uit de debatten weert omdat zij pas samen met de aanvullende besluiten werden meegedeeld schendt artikel 740 Ger.Wb. (Cass. 26.11.1999, JLMB 2000, 98).
Overwegende dat appellant na 14 februari 2003 overeenkomstig artikel 748 ,§2 Ger.Wb. de tijd en de mogelijkheid had om het Hof om een nieuwe conclusietermijn te verzoeken met een verzoekschrift daartoe indien hij meende dat een nieuw feit of een nieuw stuk nieuwe conclusies rechtvaardigde.
Dat appellant deze mogelijkheid niet benutte.
Dat appellant op 28 maart 2003 aanvullende beroepsbesluiten neerlegde die als laattijdig dienen te worden beschouwd overeenkomstig artikel 747 ,§2 Ger.Wb. en ambtshalve uit de debatten moeten worden geweerd.
Dat Het Hof deze besluiten uit de debatten weert.