Een handelaar en een consument kunnen in een contract de mogelijkheid stipuleren dat de consument eenzijdig de overeenkomst eenzijdig mag verbreken tegen betaling van een bepaalde vergoeding. Een dergelijk beding is een opzegbeding en geen schadebeding.
Dit verschil is uitermate belangrijk, aangezien de rechter een schadebeding kan matigen en een opzeggingsbeding niet.
De matiging van het schadebeding is mogelijk op grond van artikel 1231 BW en werd niet opgenomen onder de verboden onrechtmatige bedingen in de zin van artikel art. Vl.83, 17° en 24° WER.
Toch blijft er zelfs op de opzegbedingen een zeker toezicht artikel 6 en artikel 1131 BW.
Art. 6.Burgerlijk wetboek stelt: “Aan de wetten die de openbare orde en de goede zeden betreffen, kan door bijzondere overeenkomsten geen afbreuk worden gedaan”.
Een gigantisch hoog opzeggingsbeding zou een handige truc kunnen zijn voor een handelaar die een contract afsluit met een consument waarbij de verplichtingen voor de consument zwaarder lijken dan gedacht waardoor deze zou speculeren op de verbreking en op de zee hoge vergoeding, eerder dan op de uitvoering van het contract.
Gezien een dergelijke houding strijdig is met de openbare orde en de transactie niet het economisch verkeer beoogt maar wel speculatie is de overeenkomst zonder geldig voorwerp.
Art. 1131. Een verbintenis, aangegaan zonder oorzaak of uit een valse oorzaak of uit een ongeoorloofde oorzaak, kan geen gevolg hebben.
Een beding in een overeenkomst waarbij in geval van verbreking door de consument een schadevergoeding dient betaald die zeer hoog is (nb. Hoger dan 20%), is geen beding meer dat de vergoeding van de schade beoogt, maar een beding dat een private straf oplegt aan de consument en aldus alweer strijdig met art. 6 en 1131 BW.
Art. 1134 BW verplicht bovendien de uitvoering van de overeenkomsten te goeder trouw.
Tenslotte dient een opzegbeding in een overeenkomst met de consument ten laste van de consument wanneer hij het contract verbreekt gepaard gaan met een beding dat in een gelijkaardige vergoeding voorziet wanneer de handelaar verbreekt (artikel. 1.8, 22° WER). rechten en verplichtingen van de partijen en is onrechtmatig.
Heel veel contracten voldoen niet aan deze wederkerigheidsvoorwaarde, waardoor de desbetreffende clausules ongeldig worden, terwijl het contract overeind blijft. Weg opzegbeding.
Overeenkomstig artikel 75 WMPC is elk onrechtmatig beding verboden en nietig, maar blijft de overeenkomst bestaan zo zij zonder de vernietigende bedingen kan worden verder gezet. Dit is hier het geval; de koopovereenkomst tussen partijen blijft geldig; alleen het artikel 7 van de algemene verkoopvoorwaarden van C.V: heeft tussen partijen geen uitwerking meer.
Maar aangezien de overeenkomst geldig blijft kan de handelaar die zijn contract beëindigd ziet door de consument in overeenstemming met de artikelen 1142 en 1149 van het burgerlijk wetboek een gemeenrechtelijke schadevergoeding te vorderen voor de werkelijke bewezen geleden schade.
De rechtbank houdt hierbij rekening met alle omstandigheden, zo zal hij bij de schadevergoeding oordelen of het verkochte goed, bv. de auto of machine vlug kon doorverkocht worden aan een andere klant.