Eigen zijn de schulden ontstaan uit een strafrechtelijke veroordeling van een der echtgenoten (artikel 1407 vierde gedachtenstreep Burgerlijk Wetboek).
Met toepassing van artikel 1409 Burgerlijk Wetboek kan een eigen schuld van een der echtgenoten slechts verhaald worden op diens eigen vermogen en inkomsten.
Dit principe wordt genuanceerd door de bepalingen van artikel 1410-1412 Burgerlijk Wetboek.
Op grond van artikel 1412, lid één Burgerlijk Wetboek dat terug verwijst naar artikel 1410, lid één Burgerlijk Wetboek en 1411 lid één Burgerlijk Wetboek, kunnen schulden die eigen zijn aan een echtgenoot en ontstaan zijn uit een strafrechtelijke veroordeling van een der echtgenoten verhaald worden op het gemeenschappelijk vermogen, in zoverre het verrijkt is door of voordeel gehad heeft uit de feiten die tot strafrechtelijke veroordeling geleid hebben.
Het bewijs van de verrijking moet geleverd worden door de schuldeiser en deze kan dit doen door alle middelen, met inbegrip van getuigenissen en vermoedens (artikel 1410e lid twee en 1411 lid twee Burgerlijk Wetboek waarnaar artikel 1412 Burgerlijk Wetboek verwijst).
Er is geen directe verrijking van, geen opname in het gemeenschappelijk vermogen vereist; het volstaat dat het gemeenschappelijk vermogen uit het misdrijf een voordeel heeft gehaald (M.A. Masschelein, “commentaar bij artikel 1412 Burgerlijk Wetboek”, X. Personen en familierecht, artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I Burgerlijk Wetboek, boek III, artikel V, hoofdstuk II wettelijk stelsel, afdeling II, september 2003,2 (1-6), randnummer 2, met referenties in voetnoten vier en vijf).
Indien de verrijking, de opname in het gemeenschappelijk vermogen aangetoond wordt dient het voordeel niet meer aangetoond te worden. De opname zelf is een verrijking en een voordeel.