Kinderen dienen verplicht ingeënt tegen poliomyelitis (kinderverlamming) tussen de tweede en achtiende levensmaand. Wanneer zich een medische contra-indicatie vertoont, moeten die handelingen binnen achttien maanden na haar verdwijning verricht worden.
Eenieder die het recht van bewaring of de voogdij uitoefent over kinderen is verplicht deze voorschriften na te komen.
De burgemeesters stelt een lijst op van de kinderen die aan de verplichte inenting zijn onderworpen.
Krachtens art. 8 Besluit Poliomyelitis worden de overtredingen van dit besluit bestraft met de in de Gezondheidswet bepaalde straffen.
De verplichting tot vaccinatie van kinderen rust op de personen die in België verblijven en wier kinderen op de gemeentelijke lijst werden opgenomen.
Het koninklijk besluit van 26 oktober 1966 waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht gesteld wordt, werd, na eensluidend advies van de Hoge Gezondheidsraad, genomen ter uitvoering van de Gezondheidswet van 1 september 1945, waarvan artikel 1 bepaalt dat de Koning ertoe gemachtigd is om, bij wege van algemene reglementen en na het advies ingewonnen te hebben van de Hoge Gezondheidsraad, de nodige maatregelen van voorbehoeding en assainering, alsook alle inrichting- en controlemaatregelen voor te schrijven, met name om de besmettelijke ziekten te voorkomen of te bestrijden, welke een algemeen gevaar opleveren en waarvan een lijst zal opgemaakt worden, op het eensluidend advies van de hoge gezondheidsraad; uit de omstandigheid dat artikel 1 van de Gezondheidswet niet uitdrukkelijk slaat op het bijzonder geval van 'verplichte inenting', kan niet worden afgeleid dat de inenting tegen poliomyelitis die door de Koning bij algemeen reglement verplicht is gesteld, niet kan worden beschouwd als een voorbehoedende maatregel in de zin van die wet.
Artikel 8, §1, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, dat bepaalt dat de patiënt het recht heeft om geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar, beschermt de rechten van de patiënt in zijn specifieke relatie met de beroepsbeoefenaar; ze heeft niet hetzelfde voorwerp als artikel 1 van de gezondheidswet dat, om een besmettelijke ziekte, welke een algemeen gevaar oplevert, te voorkomen of te bestrijden, de mogelijkheid bepaalt een behandeling op te leggen die gegrond is op de imperatieven van bescherming van de volksgezondheid, welke deel uitmaakt van de openbare orde; artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 oktober 1966 waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht gesteld wordt, dat ter uitvoering van de Gezondheidswet is genomen, kan artikel 8, §1, van de wet van 22 augustus 2002 bijgevolg niet tegenspreken.
De bepalingen die de inenting tegen poliomyelitis verplicht stellen, doen enigszins afbreuk aan de beginselen van onschendbaarheid en integriteit van het menselijk lichaam; ze worden alleen aangewend ter bescherming van de gezondheid en staan in verhouding tot hun doel.
Het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven, bepaald in artikel 8.1 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, is geen absoluut recht; ook al dient artikel 8.2 in de enge zin te worden geïnterpreteerd, toch blijkt daaruit dat de overheid beperkingen kan stellen aan de uitoefening van dat recht, voor zover die inmenging bij wet is bepaald en een maatregel met zich meebrengt die in een democratische samenleving noodzakelijk is om met name de bescherming van de gezondheid te vrijwaren; het arrest dat vermeldt dat de verplichting tot inenting bij wet is ingesteld, dat ze op evenredige wijze aan een legitieme doelstelling van bescherming van de volksgezondheid beantwoordt en bijgevolg niet als een willekeurige inmenging in het privéleven van het kind kan worden beschouwd, schendt het in artikel 8 vastgelegde recht niet.