De ambtenaren van de BBI, hebben de bevoegdheden zoals voorzien zowel in het WIB 1992 als in het BTW-Wetboek.
Artikel 63 van het BTW-Wetboek bepaalt dat eenieder die een economische activiteit uitoefent, aan de ambtenaren die bevoegd zijn om de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde te controleren en in het bezit zijn van hun aanstellingsbewijs, op elk tijdstip en zonder voorafgaande verwittiging, vrije toegang moet verlenen tot de ruimten waar de activiteit wordt uitgeoefend teneinde hen in staat te stellen:
1°... de boeken en stukken te onderzoeken die zich aldaar bevinden;
2°... door middel van de gebruikte uitrusting en met de bijstand van de betrokkene de betrouwbaarheid na te gaan van de geïnformatiseerde inlichtingen, gegevens en bewerkingen, door onder meer de voorlegging ter inzage te vorderen van stukken die in het bijzonder zijn opgesteld om de op informatiedragers geplaatste gegevens om te zetten in een leesbare en verstaanbare vorm;
3°... de aard en de belangrijkheid vast te stellen van de aldaar uitgeoefende werkzaamheid en van het daarvoor aangestelde personeel, alsook van de aldaar aanwezige koopwaren en goederen, met inbegrip van de productie- en vervoermiddelen.
Als ruimten waar een activiteit wordt uitgeoefend, moeten onder meer worden beschouwd de burelen, de fabrieken, de werkplaatsen, de opslagplaatsen, de bergplaatsen, de garages alsmede de als fabriek, werkplaats of opslagplaats gebruikte terreinen.
Met hetzelfde doel mogen die ambtenaren eveneens op elk tijdstip zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnentreden in alle gebouwen, werkplaatsen, inrichtingen, lokalen of andere plaatsen die niet in het vorige lid zijn bedoeld en waar in dit wetboek bedoelde handelingen verricht of vermoedelijk worden verricht. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben zij evenwel slechts toegang tussen vijf uur 's morgens en negen uur 's avonds en uitsluitend met de machtiging van de politierechter.
Zij mogen ook, op elk tijdstip en zonder voorafgaande verwittiging, alle vervoermiddelen tegenhouden en onderzoeken, met inbegrip van de containers, die gebruikt of vermoedelijk gebruikt worden om in dit wetboek bedoelde handelingen te verrichten, teneinde de vervoerde goederen, boeken en stukken te onderzoeken.
De bewoordingen van deze bepalingen zijn op zich zeer ruim geformuleerd waaruit blijkt dat de ambtenaren zelf vrij de beroepsruimten kunnen onderzoeken met het doel de toepassing van de btw-wetgeving te controleren. Het is precies met die finaliteit, namelijk het controleren van de naleving van de btw-wetgeving, dat de wetgever aan de ambtenaren bij een visitatie een ruime onderzoeksbevoegdheid heeft verleend.
Het gebruik van het woord “onderzoeken” houdt redelijkerwijze in dat de ambtenaren zelf het initiatief mogen nemen om kasten te openen en inzage te nemen van documenten met het oog op de controle van de naleving van de btw-wetgeving (vgl. Cass. (2e k.) 16 december 2003, AR P.03.1087.N, www.cass.be). De onderzoeksbevoegdheden van de ambtenaren strekt zich ook uit tot het nemen van kopieën van de te bewaren stukken en van elektronische gegevens. Artikel 61, § 2 van het BTW-Wetboek geeft aan de administratie de bevoegdheid de boeken, facturen, kopieën van facturen en andere stukken of hun kopieën, die overeenkomstig artikel 60 moeten worden bewaard, te behouden. Dit houdt in dat de administratie deze stukken kan meenemen. De geïntimeerden tonen niet aan dat de kopieën zijn gemaakt van elektronische gegevens van de in de beroepslokalen aangetroffen computers waarvan zonder enige twijfel kon worden vastgesteld dat ze in geen geval betrekking hadden op de beroepswerkzaamheden, maar duidelijk strikt persoonlijke gegevens bevatte.
De administratie heeft bij de geïntimeerden een inventaris opgemaakt van de stukken die ze heeft meegenomen. De betrokken aanwezigen hebben een ontvangstbewijs ontvangen dat uitdrukkelijk de toepassing van artikel 61, § 2 BTW-Wetboek vermeldt.
Artikel 63 BTW-Wetboek bepaalt dat de visitatie in beroepslokalen te allen tijde kan gebeuren, dus niet noodzakelijk op het moment waarop de beroepswerkzaamheid daadwerkelijk wordt uitgeoefend. Het gegeven dat de administratie zich liet bijstaan door de lokale politie heeft niet tot gevolg dat de administratie haar bevoegdheden heeft overschreden.
Artikel 61 BTW-Wetboek beperkt het recht van de administratie tot het behouden van stukken niet tot deze waarop de bewaarplicht betrekking heeft, zoals de geïntimeerden ten rechte voorhouden. Deze bepaling verwijst naar de stukken vermeld in artikel 60 BTW-Wetboek. Artikel 60, § 4, lid 2 BTW-Wetboek bepaalt het volgende:
“Belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen, gevestigd in België, zijn tot die verplichting ook gehouden ten aanzien van de facturen of de als zodanig geldende stukken in verband met de intracommunautaire verwervingen van goederen of met de in het buitenland verrichte aankopen, van de handelsboeken, de boekingsstukken, de contracten, de stukken met betrekking tot de bestelling van goederen en diensten, tot de verzending, tot de afgifte en tot de levering van goederen, van de rekeninguittreksels, van de betalingsstukken, alsmede van de andere boeken en stukken met betrekking tot de uitgeoefende werkzaamheid.”
Het aantreffen van stukken in de beroepslokalen doet op zich een vermoeden ontstaan dat die betrekking hebben op de uitgeoefende beroepswerkzaamheid. De vraag of stukken die naar aanleiding van een visitatie in de beroepslokalen worden aangetroffen al dan niet daadwerkelijk betrekking hebben op de uitgeoefende werkzaamheid is een appreciatie die op het moment van de visitatie door de ambtenaar “prima facie” of op het eerste gezicht moet worden gemaakt.