AFDELING I. - UITWISSING VAN VEROORDELINGEN.
Art. 619. <W 07-04-1964, art. 2> (Veroordelingen tot een politiestraf worden uitgewist na een termijn van drie jaar te rekenen van de dag van de definitieve rechterlijke beslissing waarbij zij zijn uitgesproken. (De uitwissing verhindert evenwel niet de invordering van de door die definitieve rechterlijke beslissing opgelegde geldboete.) <W
2006-12-27/32, art. 301, 012;
Inwerkingtreding : 07-01-2007>
Het vorige lid is niet van toepassing op veroordelingen die een vervallenverklaring of ontzetting inhouden uitgesproken volgens het vonnis waarvan de gevolgen zich over meer dan drie jaar uitstrekken, tenzij het gaat om een verval van het recht tot sturen wegens lichamelijke ongeschiktheid, uitgesproken op grond van de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer.) <W 1997-08-08/14, art. 17, 006;
Inwerkingtreding : 03-09-2001>
Art. 620. <W 07-04-1964, art. 3> Uitwissing van veroordelingen heeft de gevolgen van herstel in eer en rechten.
AFDELING II. - HERSTEL IN EER EN RECHTEN IN STRAFZAKEN.
Art. 621. <W 12-07-1984, art. 1> Iedere veroordeelde tot straffen die niet kunnen worden uitgewist overeenkomstig artikel 619, kan in eer en rechten hersteld worden, indien hij sedert ten minste tien jaar geen zodanig herstel heeft genoten. (...). <W 1991-01-09/33, art. 4, 002;
Inwerkingtreding : 15-02-1991>
(Indien het herstel in eer en rechten sedert minder dan tien jaar is verleend en alleen betrekking heeft op de veroordelingen bedoeld in artikel 627, kan het Hof evenwel beslissen dat zulks geen beletsel vormt voor een nieuw herstel in eer en rechten voor het verstrijken van deze termijn.) <W 1997-08-08/14, art. 18, 006;
Inwerkingtreding : 03-09-2001>
Art. 622. <W 07-04-1964, art. 5> De veroordeelde moet de vrijheidsstraffen hebben ondergaan en de geldstraffen hebben gekweten, tenzij die straffen krachtens het recht van genade kwijtgescholden zijn, of, indien zij voorwaardelijk zijn uitgesproken of voorwaardelijk zijn geworden bij genademaatregel, als niet bestaande worden beschouwd. Is de straf verjaard, dan kan de veroordeelde alleen in eer en rechten hersteld worden wanneer de niet-uitvoering niet aan hem te wijten is.
Art. 623. <W 07-04-1964, art. 6> De veroordeelde moet voldaan hebben aan de in het vonnis bepaalde verplichting tot teruggave, schadevergoeding en betaling van kosten, en (indien hij veroordeeld is wegens overtreding van artikel 489ter van het Strafwetboek) moet hij het passief van het faillissement, hoofdsom, interesten en kosten, hebben gekweten. <W 1997-08-08/80, art. 125, 003;
Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Het hof dat over het verzoek tot eerherstel moet beslissen, kan de veroordeelde evenwel van deze voorwaarde ontslaan, indien hij aantoont dat hij in de onmogelijkheid verkeerde om aan de verplichtingen te voldoen hetzij wegens zijn onvermogen, hetzij wegens enig ander feit waaraan hij geen schuld heeft. Het hof kan in dat geval, onverminderd de rechten van de schuldeisers, ook het gedeelte bepalen van de teruggave, de schadevergoeding, de gerechtskosten en het passief, dat de veroordeelde moet hebben voldaan alvorens hem herstel in eer en rechten kan worden toegestaan.
Art. 624.<W 07-04-1964, art. 7> [
1 Herstel in eer en rechten is afhankelijk van een proeftijd gedurende dewelke de verzoeker die een natuurlijke persoon is in België of in het buitenland een vaste verblijfplaats moet hebben gehad en blijk moet hebben gegeven van verbetering en van goed gedrag.
Wanneer het een rechtspersoon betreft, is het herstel in eer en rechten afhankelijk van een proeftijd gedurende dewelke de rechtspersoon zijn bedrijfszetel of een exploitatiezetel in België moet hebben gehad en worden de elementen die in aanmerking komen om de aanvraag tot herstel in eer en rechten te beoordelen door de procureur des Konings bepaald.]
1 Het hof moet bij zijn beoordeling inzonderheid rekening houden met de moeite door de verzoeker gedaan om de uit de misdrijven voortvloeiende schade die niet gerechtelijk mocht zijn vastgesteld, te herstellen.
(...) <W 1997-08-08/14, art. 19, 006;
Inwerkingtreding : 03-09-2001>
----------
(
1)<W
2016-12-25/14, art. 26, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 625.<W 07-04-1964, art. 8> De proeftijd, (die voortduurt tot de dag waarop het arrest van eerherstel wordt gewezen), loopt <W 1991-01-09/33, art. 5, 002;
Inwerkingtreding : 15-02-1991> :
1° Van de dag van de voorwaardelijke veroordeling;
2° Van de dagtekening van het koninklijk genadebesluit waarbij de straf voorwaardelijk wordt gemaakt;
3° Van de dag van de voorwaardelijke invrijheidstelling, mits de definitieve invrijheidstelling verkregen is ten tijde van het indienen van de aanvraag;
[
1 3°bis van de dag van de invrijheidstelling onder toezicht, mits de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank een einde heeft genomen ten tijde van het indienen van de aanvraag;]
1 4° In de overige gevallen bedoeld bij artikel 622, van de dag van het verval van de straffen of van de dag waarop zij verjaren, voor zover de niet-uitvoering niet te wijten is aan de verzoeker.
----------
(
1)<W
2007-04-26/89, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 626.<W 07-04-1964, art. 9> (De minimumduur van de proeftijd is bepaald op drie jaar voor veroordelingen tot politiestraffen of correctionele straffen die een gevangenisstraf van vijf jaar niet te boven gaan. Die termijn wordt echter op ten minste zes jaar gebracht), indien de verzoeker wegens wettelijke herhaling veroordeeld is [
2 overeenkomstig de artikelen 54 tot 57bis]
2 van het Strafwetboek [
1 of indien hij ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank is gesteld ingevolge de artikelen 34bis, 34ter of 34quater van het Strafwetboek]
1. <W 10-07-1967, art. 1, 243°> <W 1991-01-09/33, art. 2,1° en 2°, 002;
Inwerkingtreding : 15-02-1991>
(De minimumduur van de proeftijd is bepaald op vijf jaar voor veroordelingen tot criminele straffen of tot correctionele straffen die een gevangenisstraf van vijf jaar te boven gaan. Die termijn wordt echter op ten minste tien jaar gebracht, indien de verzoeker wegens wettelijke herhaling veroordeeld is [
2 overeenkomstig de artikelen 54 tot 57bis]
2 van het Strafwetboek [
1 of indien hij ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank is gesteld ingevolge de artikelen 34bis, 34ter of 34quater van het Strafwetboek]
1.
Wat de voorwaardelijke veroordelingen betreft, mag de duur van de proeftijd niet minder bedragen dan de duur van het uitstel, tenzij deze bij genademiddel werd verminderd.) <W 1991-01-09/33, art. 2,3°, 002;
Inwerkingtreding : 15-02-1991>
----------
(
1)<W
2007-04-26/89, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(
2)<W
2014-04-25/23, art. 63, 021; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
Art. 627. <W 1997-08-08/14, art. 20, 006;
Inwerkingtreding : 03-09-2001> Indien de verzoeker tijdens de proeftijd bedoeld in de vorige artikelen veroordeeld is tot een politiestraf, tot een correctionele geldboete of tot een correctionele hoofdgevangenisstraf van ten hoogste een maand wegens overtreding van :
de artikelen 242, 263, 283, 285, 294, 295, tweede lid, 361, 362, 419, 420, 421, 422 en 519 van het Strafwetboek;
de artikelen 333 en 334 van hetzelfde Wetboek, die betrekking hebben op gevallen van nalatigheid;
bijzondere wetten en verordeningen,
kan het Hof beslissen dat deze veroordelingen geen beletsel vormen voor de toekenning van het herstel in eer en rechten.
Art. 628.<W 07-04-1964, art. 11> [
1 De verzoeker richt zijn aanvraag tot herstel in eer en rechten aan de procureur des Konings van het arrondissement waarin hij verblijft of indien het een rechtspersoon betreft, waarin zijn maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel gevestigd is, onder opgave van de veroordelingen waarop de aanvraag betrekking heeft en van de plaatsen waar hij gedurende de proeftijd verbleven heeft of zijn maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel heeft gehad.
Wanneer de verzoeker in het buitenland verblijft of indien het een rechtspersoon betreft die zijn maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel in het buitenland heeft, wordt de aanvraag gericht aan de procureur des Konings van het arrondissement Brussel.]
1 (De aanvraag kan ten vroegste een jaar vóór het verstrijken van de in artikel 626 bedoelde termijn worden ingediend.) <W 1991-01-09/33, art. 6,2°, 002;
Inwerkingtreding : 15-02-1991>
----------
(
1)<W
2016-12-25/14, art. 27, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 629.[
1 § 1. Wanneer de verzoeker een natuurlijke persoon is, laat de procureur des Konings zich afgeven :
1° een uittreksel uit het strafregister van de verzoeker;
2° een voor eensluidend verklaard uittreksel uit alle arresten en vonnissen in strafzaken die de verzoeker betreffen;
3° een uittreksel uit het moraliteitsregister van de verzoeker gehouden tijdens de uitvoering van de vrijheidsstraffen of de maatregelen van vrijheidsbeneming die hij heeft ondergaan;
4° de verklaringen van de burgemeesters van de gemeenten waar hij gedurende de proeftijd heeft verbleven, betreffende het tijdstip en de duur van zijn verblijf in elke gemeente, zijn beroepsarbeid, zijn middelen van bestaan en zijn gedrag gedurende die tijd.
De in het eerste lid, 2°, bedoelde uittreksels vermelden, benevens de juiste aard van de feiten en de uitgesproken straffen of maatregelen, iedere veroordeling tot teruggave, tot schadevergoeding jegens een burgerlijke partij en in de proceskosten.
§ 2. Wanneer de verzoeker een rechtspersoon is, laat de procureur des Konings zich afgeven :
1° een uittreksel uit het strafregister van de verzoeker;
2° een voor eensluidend verklaard uittreksel uit alle arresten en vonnissen in strafzaken de verzoeker betreffende.
Die uittreksels vermelden, benevens de juiste aard van de feiten en de uitgesproken straffen of maatregelen, iedere veroordeling tot teruggave, tot schadevergoeding jegens een burgerlijke partij en in de proceskosten.
3° de verklaringen van de burgemeesters van de gemeenten waar de rechtspersoon zijn maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel gevestigd was tijdens de proeftijd, betreffende de elementen die door de procureur des Konings worden bepaald om de aanvraag tot herstel in eer en rechten te beoordelen.
Wanneer de verzoeker een rechtspersoon is met maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel in het buitenland, bepaalt de procureur des Konings welke verklaringen moeten worden overgelegd ter vervanging van de hierboven bedoelde, of verschaft zich de nodige bescheiden.
§ 3. De procureur des Konings wint ambtshalve of op verzoek van de procureur-generaal alle nodig geachte inlichtingen in. Hij zendt het dossier met de stukken en zijn advies aan de procureur-generaal.
Wanneer de veroordeelde een natuurlijke persoon is en een straf heeft ondergaan voor feiten bedoeld in de artikelen 371/1 tot 378 van het Strafwetboek of voor feiten bedoeld in de artikelen 379 tot 386ter van hetzelfde Wetboek indien ze gepleegd werden op minderjarigen of met hun deelneming, bevat het dossier het advies van een dienst die gespecialiseerd is in de begeleiding of de behandeling van seksuele delinquenten]
1 ----------
(
1)<W
2016-12-25/14, art. 28, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 630.<W 07-04-1964, art. 13> Binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag legt de procureur-generaal de processtukken voor aan de kamer van inbeschuldigingstelling die binnen een maand de zaak behandelt en beslist met gesloten deuren.
Oordeelt de procureur-generaal dat het verschijnen van de verzoeker niet onontbeerlijk is en dat er grond bestaat om de aanvraag in te willigen, dan kan het hof zonder verdere formaliteiten herstel in eer en rechten verlenen.
In de overige gevallen worden de procureur-generaal, de verzoeker en zijn raadsman gehoord.
Het dossier wordt gedurende ten minste vijf dagen ter beschikking gesteld van de verzoeker en van zijn raadsman.
De verzoeker verschijnt op een dagvaarding die hem door de procureur-generaal ten minste acht vrije dagen vóór de vastgestelde dag wordt gedaan.
Oordeelt het hof, na de verschijning, dat een onderzoek nodig is, dan bepaalt het de feiten waarop dit moet slaan, wijst het de getuigen aan en stelt een dag vast voor hun verhoor.
Dadelijk na het verhoor van de getuigen worden de procureur-generaal, de verzoeker en zijn raadsman opnieuw gehoord.
De getuigen worden opgeroepen door de zorg van de procureur-generaal. Hun verschijning, verhoor en vergoedingen worden geregeld als voor de getuigen in correctionele zaken.
[
1 De verzoeker moet verschijnen op elke terechtzitting, behalve op die waarop het arrest wordt uitgesproken. De verzoeker die natuurlijke persoon is, verschijnt in persoon. De verzoeker die rechtspersoon is, verschijnt in de persoon van degene die bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen.]
1 Indien hij niet verschijnt zonder een wettige reden van verschoning aan te voeren, wijst het hof zijn aanvraag af.
Voert hij zodanige reden wel aan, dan zet het hof, na de raadsman te hebben gehoord, de behandeling van de zaak voort of stelt deze uit.
----------
(
1)<W
2016-12-25/14, art. 29, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 631. <W 07-04-1964, art. 14> Indien het hof de aanvraag afwijst, mag deze pas worden hernieuwd na verloop van twee jaren na de dagtekening van het arrest. In het afwijzend arrest mag het hof een kortere termijn stellen, behalve wanneer het herstel in eer en rechten geweigerd wordt wegens gemis van verbetering of van goed gedrag.
Indien het hof het herstel verleent, wordt het arrest door de zorg van de procureur-generaal ten uitvoer gelegd.
Art. 632.<W 07-04-1964, art. 15> [
1 Van het herstel in eer en rechten wordt melding gemaakt op de kant van de eindarresten of -vonnissen waarvoor het wordt verleend; een uittreksel uit het arrest wordt gezonden aan de minister van Justitie, aan de procureur des Konings die verslag heeft gedaan, aan de burgemeester van de gemeente waar de verzoeker zijn woonplaats of indien het een rechtspersoon betreft, zijn maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel heeft. Indien de in eer en rechten herstelde een privaatrechtelijke rechtspersoon is die zijn statuten in België heeft neergelegd, dan wordt een uittreksel van het arrest toegezonden aan de griffie van het rechtscollege waar de statuten van deze zijn neergelegd.]
1 De in eer en rechten herstelde kan zich een uitgifte van het arrest van herstel doen afgeven.
----------
(
1)<W
2016-12-25/14, art. 30, 030; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 633. <W 07-04-1964, art. 16> (De kosten van de rechtspleging tot herstel in eer en rechten komen ten laste van de verzoeker. Zij worden geregeld zoals in correctionele zaken.
De griffier van het Hof stelt de verzoeker bij een ter post aangetekende brief in kennis van het bedrag van de procedurekosten, waarbij aan betrokkene wordt gevraagd daarvan binnen twee maanden na de uitspraak ter griffie betaling te doen.
Een kopie van de kwitantie wordt bij het dossier gevoegd en het arrest wordt vervolgens ten uitvoer gelegd overeenkomstig artikel 631, tweede lid.) <W 1997-08-08/14, art. 23, 006;
Inwerkingtreding : 03-09-2001>
Art. 634. <W 07-04-1964, art. 17> Herstel in eer en rechten doet voor het toekomende alle gevolgen van de veroordeling ophouden in de persoon van de veroordeelde, onverminderd de rechten door derden verkregen.
en met name :
Het doet in de persoon van de veroordeelde de onbekwaamheden ophouden die uit de veroordeling zijn voortgevloeid;
Het verhindert dat die beslissing als grondslag dient voor de herhaling, een beletsel vormt voor de voorwaardelijke veroordeling of in de uittreksels uit het strafregister of uit het militair stamboek wordt vermeld;
Het herstelt de veroordeelde niet in de titels, graden, openbare ambten, bedieningen en betrekkingen die hij door afzetting verloren heeft;
Het ontheft hem niet van de onwaardigheid om te erven;
Het verhindert noch de rechtsvordering tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed, noch de rechtsvordering tot schadevergoeding, die op de rechterlijke beslissing gegrond is.