Het oud artikel 734 van het Gerechtelijk Wetboek stelt dat de documenten die worden opgemaakt en de mededelingen die worden gedaan in de loop en ten behoeve van een bemiddelingsprocedure vertrouwelijk zijn.
Dit vertrouwelijk karakter wordt thans bevestigd in Art. 1728 Gerechtelijk wetboek
Zij mogen niet worden aangevoerd in een gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis.
Bij schending van die geheimhoudingsplicht door één van de partijen doet de rechter of de arbiter uitspraak over de eventuele toekenning van een schadevergoeding. Vertrouwelijke documenten die toch zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de geheimhoudingsplicht worden ambtshalve buiten de debatten gehouden.
De bemiddelingswet voorziet in de vertrouwelijkheid van de bemiddeling. Deze vertrouwelijkheid dient strikt te worden toegepast hetgeen impliceert dat geen rekening kan worden gehouden met documenten die werden opgemaakt en mededelingen die werden gedaan in de loop van en ten behoeve van de bemiddelingsprocedure (artikel 1728 § 1 Ger.W.).
Die documenten en mededelingen zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis.
Het vertrouwelijkheidsbeginsel dient, enerzijds, strikt te worden toegepast om de bemiddeling ten volle een kans op slagen te bieden. Anderzijds is waakzaamheid geboden omdat moet vermeden worden dat bepaalde documenten en informatie zouden worden geïmmuniseerd.
Maar dit laatste is en blijft de verantwoordelijkheid van de partijen bij de bemiddeling.
De wet voorziet uitdrukkelijk dat in het bemiddelingsprotocol herinnerd dient te worden aan het principe van de vertrouwelijkheid. Dit impliceert dat in het bemiddelingsprotocol niet kan afgeweken worden van deze vertrouwelijkheid dan wel dat de vertrouwelijkheid der stukken wordt gemoduleerd.
Bij een behandeling van een rechtszaak na een bemiddeling, dient abstractie gemaakt van alle overgelegde stukken en overwegingen in conclusies met betrekking tot voorstellen die gedaan werden tijdens de bemiddelingsprocedure.
Evenmin kan verwezen worden naar concrete afspraken die tijdens de bemiddeling werden gemaakt tussen partijen.
Niets belet dat na de bemiddeling de partijen een overeenkomst kunnen sluiten nopens de aanwending van bepaalde stukken.
In feite komt dit erop neer dat zij de bemiddeling als ten dele geslaagd beschouwen en een deel van de stukken als deelakkoorden aanzien.
Zo kunnen partijen ook overeenkomen dat bepaalde uitspraken, standpunten, voorstellen, voorlopige regelingen, ontwerpen, briefwisseling als bewijsstuk kan worden gebruikt.
Ook deze akkoorden kunnen pas de bemiddeling, lees na de mislukte bemiddeling tot stand komen. Zonder deze akkoorden dienen deze voormelde elementen steeds uit de debatten gewezen.
Partijen mogen naar deze stukken of elementen ook niet in conclusies verwijzen. Elke communicatie die tussen de partijen in de loop en ten behoeve van de bemiddeling werd gevoerd, is gedekt door de vertrouwelijkheid.
Verwijzen naar de tussenkomst van de bemiddelaar of naar de bereidheid van de ene of gene partij om een bepaalde regeling te aanvaarden, is helemaal uit den boze.
Alle stavingstukken die door een partij worden aangewend in strijd met deze verbodsbepalingen dienen dan ook door de rechter zelfs ambtshalve uit de debatten geweerd.
Evenzeer dient de rechter ten gronde de argumentatie in conclusies op die grond voor onbestaande te aanzien.