Krachtens art. 29bis, § 1, eerste lid van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, zoals het ten tijde van het ongeval van toepassing was, wordt bij een verkeersongeval waarbij een motorrijtuig betrokken is, met uitzondering van de stoffelijke schade, alle schade veroorzaakt aan elk slachtoffer of zijn rechthebbenden en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden, vergoed door de verzekeraar die de aansprakelijkheid van de eigenaar of de houder van het motorrijtuig dekt overeenkomstig die wet.
Art. 4, 1o, b) van de modelovereenkomst, gevoegd bij het KB van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, breidt de dekking van de overeenkomst uit tot de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de verzekeringnemer en van zijn echtgenoot en kinderen, indien deze bij hem inwonen en de wettelijke leeftijd om een motorrijtuig te besturen bereikt hebben, in hun hoedanigheid van bestuurder of van burgerrechtelijk aansprakelijke voor de bestuurder van een aan derden toebehorend motorrijtuig, dat zij toevallig zouden besturen, zelfs terwijl het omschreven rijtuig in gebruik is.
Hieruit volgt dat, wanneer een van de personen vermeld in art. 4, 1o, b) van de modelovereenkomst, toevallig een aan een derde toebehorend voertuig bestuurt, de maatschappij die, krachtens die bepaling, zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekt, bij een wegverkeersongeval waarin dat voertuig betrokken is, de in art. 29bis, § 1, eerste lid WAM-wet bedoelde schade van elk slachtoffer van het ongeval of van zijn rechthebbenden moet vergoeden.
Art. 4, 3o van de modelovereenkomst, gevoegd bij het KB van 14 december 1992, bepaalt dat, in zoverre de benadeelden vergoeding hebben verkregen voor hun schade, ofwel krachtens een verzekeringsovereenkomst die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekt waartoe het gebruikte rijtuig aanleiding geeft, ofwel krachtens een andere door de bestuurder gesloten verzekeringsovereenkomst die zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekt, de uitbreiding van dekking van toepassing is wanneer de verzekeraar die een van de voornoemde overeenkomsten gesloten heeft, verhaal neemt op de verzekerde in de gevallen bepaald in art. 25, 3o, c) en 25, 4o van de overeenkomst of in de hierin niet bepaalde gevallen, behalve indien de verzekerde niet vooraf van de mogelijkheid van verhaal in kennis werd gesteld, of wanneer de verzekeringnemer van een van de voornoemde overeenkomsten aan de verzekerde een verzoek tot terugbetaling richt voor het bedrag van het verhaal uitgeoefend in een van de hierboven opgesomde gevallen.
Deze bepaling heeft tot doel te preciseren dat een uitbreiding van de dekking, zoals bepaald in art. 4, 1o, b) van toepassing blijft op de gevallen die het opsomt, zonder dat dit betekent dat een dergelijke uitbreiding van dekking slechts in die gevallen van toepassing zou zijn.