Onroerende wederbelegging is de techniek in het huwelijksvermogensrecht met gemeenschapsstelsel (zoals bv. in het wettelijk stelsel) waardoor een aanwinst tijdens het huwelijk als eigen wordt beschouwd doordat deze aanwinst voor meer dan de helft met gelden uit het persoonlijk vermogen van één van de echtgenoten wordt gefinancierd.
Deze financiering kan geschieden met gelden afkomstig uit de verkoop van een eigen onroerend goed, ofwel met gelden die op een andere wijze verkregen, op voorwaarde dat het eigen karakter van deze gelden kan worden bewezen.
Eigen gelden in een gemeenschapsstelsel zijn gelden, die één van de echtgenoten al toebehoorden op de dag van het huwelijk, of door één van hen verkregen uit schenking, erfenis of legaat.
Gelden op rekening van één van de echtgenoten zijn daarom geen eigen gelden. Het feit gelden op een eigen rekening te hebben volstaat niet om het vermoeden van gemeenschap (art. 1405§2) te weerleggen.
Niettegenstaande het vermoeden dat alle gelden en goederen gemeenschappelijk zijn, kunnen echtgenoten wel hun eigen gelden (weder)beleggen.
Om de werking van het vermoeden van gemeenschappelijkheid uit te schakelen, moet voldaan zijn aan twee voorwaarden:
1. minstens de helft van het onroerend goed moet gefinancierd zijn met eigen gelden en anderzijds
2. moet uitdrukkelijk bepaal dat het om een wederbelegging gaat (zoals te vermelden in de authentieke aankoopakte (zonder dat ander bewijs mogelijk is). Zie Antwerpen 4 april 2018, T. Not. 2018, 523 en TEP 2019/3, 368).
Wederbelegging in het wettelijk stelsel
Nieuw Burgerlijk wetboek
Wederbelegging wordt geacht te zijn gedaan ten aanzien van een van de echtgenoten, wanneer deze bij de aankoop van een onroerend goed verklaard heeft dat de aankoop geschiedt om hem tot wederbelegging te dienen en voor meer dan de helft betaald is uit de opbrengst van de vervreemding van een eigen onroerend goed of uit gelden waarvan het eigen karakter behoorlijk is aangetoond.
De echtgenoot die een onroerend goed verkrijgt door middel van gemeenschappelijke gelden, kan in de akte een verklaring van vervroegde wederbelegging doen. Voor zover de echtgenoot binnen twee jaar na de datum van de akte meer dan de helft terugbetaalt van het bedrag dat uit het gemeenschappelijk vermogen is opgenomen, wordt het verkregen goed een eigen goed te rekenen van de terugbetaling.
Wederbelegging wordt geacht te zijn gedaan ten aanzien van een echtgenoot wanneer komt vast te staan dat de verkrijging van roerende goederen voor meer dan de helft betaald is uit gelden of uit de opbrengst van de vervreemding van andere goederen waarvan het karakter van eigen goed is aangetoond overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 2.3.17 tot 2.3.20.NBW
Oud Burgerlijk wetboek
Art. 1402. burgerlijk wetboek Wederbelegging wordt geacht te zijn gedaan ten aanzien van een der echtgenoten, wanneer deze bij de aankoop van een onroerend goed verklaard heeft dat de aankoop geschiedt om hem tot wederbelegging te dienen en voor meer dan de helft betaald is uit de opbrengst van de vervreemding van een eigen onroerend goed of uit gelden waarvan het eigen karakter behoorlijk is aangetoond.
Art. 1403 De echtgenoot die een onroerend goed verkrijgt door middel van gemeenschappelijke gelden, kan in de akte een verklaring van vervroegde wederbelegging doen. Voor zover de echtgenoot binnen twee jaar na de datum van de akte meer dan de helft terugbetaalt van het bedrag dat uit het gemeenschappelijk vermogen is opgenomen, wordt het verkregene een eigen goed te rekenen van de terugbetaling.
Art. 1404 Wederbelegging wordt geacht te zijn gedaan ten aanzien van een echtgenoot, wanneer komt vast te staan dat de verkrijging van roerende goederen voor meer dan de helft betaald is uit gelden of uit de opbrengst van de vervreemding van andere goederen waarvan het karakter van eigen goed is aangetoond overeenkomstig de bepalingen van de voorgaande artikelen.