Indien een feit van die aard is om door een politiestraf of een correctionele straf gestraft te worden, kan de rechter als hoofdstraf een werkstraf opleggen. (
Art. 37quinquies Strafwetboek) Binnen de perken van de op het misdrijf gestelde straffen, alsook van de wet op grond waarvan de zaak voor hem werd gebracht, voorziet de rechter in een gevangenisstraf of in een geldboete die van toepassing kan worden ingeval de werkstraf niet wordt uitgevoerd.
De werkstraf mag niet worden uitgesproken voor de feiten :
1° die strafbaar zouden zijn met een maximumstraf van meer dan twintig jaar opsluiting als ze niet in wanbedrijven werden omgezet;
2° die bedoeld zijn in de artikelen 375 tot 377;
3° die bedoeld zijn in de artikelen 379 tot 387, indien de feiten zijn gepleegd op of met behulp van minderjarigen;
4° die bedoeld zijn in de artikelen 393 tot 397.
De duur van een werkstraf bedraagt minstens twintig uren en ten hoogste driehonderd uren. Een werkstraf van vijfenveertig uren of minder is een politiestraf. Een werkstraf van meer dan vijfenveertig uren is een correctionele straf.
De werkstraf moet worden uitgevoerd binnen twaalf maanden na de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. De probatiecommissie kan die termijn ambtshalve of op verzoek van de veroordeelde verlengen.
Indien een werkstraf door de rechter wordt overwogen, door het openbaar ministerie wordt gevorderd of door de beklaagde wordt gevraagd, licht de rechter deze laatste vóór de sluiting van de debatten in over de draagwijdte van een dergelijke straf en hoort hem in zijn opmerkingen. De rechter kan hierbij eveneens rekening houden met de belangen van de eventuele slachtoffers. De rechter kan de werkstraf slechts uitspreken als de beklaagde op de terechtzitting aanwezig of vertegenwoordigd is en nadat hij, hetzij in persoon, hetzij via zijn raadsman, zijn instemming heeft gegeven.
De rechter die weigert een door het openbaar ministerie gevorderde of door de beklaagde gevraagde werkstraf uit te spreken, moet zijn beslissing met redenen omkleden.
De rechter bepaalt de duur van de werkstraf en kan aanwijzingen geven omtrent de concrete invulling van de werkstraf.
De omstandigheid dat de in art. 37quinquies, § 1, Sw. bepaalde voorwaarden voor het opleggen van een werkstraf zijn vervuld, geeft een beklaagde geen recht op een werkstraf. Het staat aan de rechter om in het licht van de doelstellingen van de straftoemeting te oordelen of een werkstraf passend is. Bij die beoordeling kan de rechter rekening houden met elementen betreffende de aard en de ernst van de feiten en de persoonlijkheid van de beklaagde, met inbegrip van zijn strafrechtelijk verleden.
Bij veroordeling op grond van de strafrechtelijke bepalingen van de wetten van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden, van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen en van 22 mei 2014 ter bestrijding van seksisme in de openbare ruimte en tot aanpassing van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen teneinde de daad van discriminatie te bestraffen, kan de rechter aanwijzingen geven opdat de invulling van de werkstraf in verband zou staan met, respectievelijk, de strijd tegen het racisme of de xenofobie, de discriminatie, het seksisme en het negationisme, ter inperking van het risico op herhaling van dergelijke misdrijven.
De veroordeelde verricht de werkstraf kosteloos tijdens de vrije tijd waarover hij naast zijn eventuele school- of beroepsactiviteiten beschikt.
De werkstraf mag uitsluitend worden verricht bij openbare diensten van de Staat, de gemeenten, de provincies, de gemeenschappen en de gewesten, dan wel bij verenigingen zonder winstoogmerk of bij stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk.
De werkstraf mag niet bestaan uit een activiteit die, in de aangewezen overheidsdienst of vereniging, doorgaans door bezoldigde werknemers wordt verricht.
Wie is veroordeeld, wordt gevolgd door een justitieassistent van de Dienst justitiehuizen van (FOD Justitie) van het gerechtelijk arrondissement van zijn verblijfplaats.
Op de tenuitvoerlegging van de werkstraf wordt toegezien door de probatiecommissie van de verblijfplaats van de veroordeelde, waaraan de justitieassistent rapporteert.
Wanneer de rechterlijke beslissing waarbij de werkstraf wordt uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, bezorgt de griffier daarvan binnen vierentwintig uur een uitgifte aan de voorzitter van de bevoegde probatiecommissie, alsook aan de (bevoegde arrondissementele afdeling van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie), die onverwijld de justitieassistent aanwijst.
...
De territoriale bevoegdheid van de probatiecommissie wordt bepaald door de verblijfplaats van de veroordeelde op het ogenblik van het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis of arrest. Indien de betrokkene zijn verblijfplaats heeft buiten het grondgebied van het Rijk, is de territoriaal bevoegde probatiecommissie die van de plaats waar de veroordeling in eerste aanleg uitgesproken werd.
De justitieassistent bepaalt na de veroordeelde gehoord te hebben en rekening houdend met zijn opmerkingen de concrete invulling van de straf, met naleving van de aanwijzingen , onder toezicht van de probatiecommissie die hierin te allen tijde, en eveneens met naleving van de aanwijzingen, preciseringen of wijzigingen kan aanbrengen, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de veroordeelde.
De concrete invulling van de werkstraf wordt vastgelegd in een door de veroordeelde te ondertekenen overeenkomst waarvan de justitieassistent hem een kopie overhandigt. De justitieassistent deelt eveneens een kopie van de ondertekende overeenkomst mee aan de probatiecommissie binnen de drie werkdagen.
Ingeval de werkstraf niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, meldt de justitieassistent dit onverwijld aan de probatiecommissie. Meer dan tien dagen vóór de datum die werd vastgesteld om de zaak te behandelen, roept de commissie de veroordeelde bij aangetekende brief
of op een door de Koning te bepalen elektronische wijze
op en stelt zijn raadsman ervan in kennis. Het dossier van de commissie wordt gedurende vijf dagen ter beschikking gehouden van de veroordeelde en zijn raadsman.
De commissie, die zitting houdt zonder dat het openbaar ministerie daarbij aanwezig is, stelt
een
met redenen omkleed verslag op, met het oog op de toepassing van de vervangende straf.
Het verslag wordt bij gewone brief ter kennis gebracht van de veroordeelde, het openbaar ministerie en de justitieassistent.
De werkstraf is niet de enige straf die niet vermeld wordt op bepaalde uittreksels
De wet voorziet een hele reeks straffen in artikel 594 wetboek van strafvordering die niet op deze uittreksels vermeld worden.
Hierbij dient ook een onderscheid gemaakt tussen de gegevens die vermeld worden in het Centraal Strafregister (voor de gerechtelijke overheden) en de uittreksels die afgegeven worden voorparticulieren en administraties.
In principe zal een werkstraf niet worden vermeld op een uittreksel dat bestemd is voor particulieren of administraties.
Dat geldt ook als de werkstraf werd opgelegd samen met een geldboete: geen van beide straffen zal dan verschijnen op het uittreksel.
De reden daarvoor is dat de werkstraf bedoeld is als resocialiserende straf waarbij de rechter de toekomst van de veroordeelde (bijv. kans op het vinden van een job) niet wil hypothekeren. Op die regel bestaan wel een aantal uitzonderingen.
Zo wordt de werkstraf o.a. wèl vermeld op uittreksels:• afgeleverd door de gemeenten in het kader van de samenstelling van een jury voor het hof van assisen• bestemd voor het werken met minderjarigen voor zover de feiten werden gepleegd ten aanzien van minderjarigen• voor bepaalde gereglementeerde activiteiten (de lijst daarvan is online beschikbaar)Op uittreksels bestemd voor de parketten en politie- en veiligheidsdiensten worden de werkstraffen in principe wel steeds vermeld.
Bedoeling van de werkstraf.De bedoeling van de werkstraf is wel degelijk een straf op te leggen, namelijk “een leed dat door de rechterlijke macht wordt opgelegd als sanctie voor een misdrijf”. Vandaar ook de benamingwerkstraf. Daarnaast wordt gestreefd naar resocialisatie en re-integratie.
“De wetgever heeft evenwel ook beslist dat de werkstraf niet mag voorkomen op het uittreksel uit het strafregister dat kan opgevraagd worden door administratieve overheden of dat bij sommige sollicitaties voor een betrekking dient overgelegd te worden aan de potentiële werkgever. De bedoeling is de resocialisatie van de gestrafte bevorderen en een halt toeroepen aan zijn stigmatisering. Deze uitzondering geldt echter niet voor gerechtelijke overheden: zij zullen wel nog melding krijgen van de veroordeling tot een werkstraf op een door hen aangevraagd uittreksel van het strafregister.”
Uittreksel uit het wetboek van Strafvordering: Art. 594.<W
1997-08-08/14, art. 8, 006;
Inwerkingtreding : 03-09-2001> De Koning kan bij in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Commissie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan bepaalde administratieve overheden toegang verlenen tot in het Strafregister opgenomen gegevens, zulks uitsluitend in het kader van door of krachtens de wet bepaalde doeleinden, en met uitzondering van :
1° de veroordelingen en beslissingen bedoeld in artikel
593, 1° tot 4°;
2° arresten van herstel in eer en rechten en veroordelingen waarop dat herstel in eer en rechten betrekking heeft;
3° beslissingen tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling en tot probatie-opschorting [
5 of [
6 het verval van de strafvordering overeenkomstig de artikelen 216bis, § 2 en 216ter, § 6]
6]
5;
4° [
2 [
3 de beslissingen die veroordelen tot een werkstraf overeenkomstig artikel 37quinquies van het Strafwetboek, met uitzondering voor het opmaken van de voorbereidende lijst van gezworenen overeenkomstig artikel 224, 13°, van het Gerechtelijk Wetboek;]
3 ]
2.
[
3 5° de beslissingen die veroordelen tot een straf onder elektronisch toezicht overeenkomstig artikel 37ter van het Strafwetboek, met uitzondering voor het opmaken van de voorbereidende lijst van gezworenen overeenkomstig artikel 224, 13°, van het Gerechtelijk Wetboek;]
3 [
4 6° de beslissingen die veroordelen tot een autonome probatiestraf overeenkomstig artikel 37octies van het Strafwetboek, behalve voor het opmaken van de voorbereidende lijst van gezworenen overeenkomstig artikel 224, 13°, van het Gerechtelijk Wetboek.]
4 Zij hebben geen toegang meer tot gegevens betreffende veroordelingen tot gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden [
1 , tot veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring]
1, tot geldboete van ten hoogste [
1 500 euro]
1 en tot geldboete, ongeacht het bedrag ervan, die is opgelegd krachtens het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, na een termijn van drie jaar te rekenen van de dag van de rechterlijke beslissing waarbij zij zijn uitgesproken, behalve indien deze veroordelingen een vervallenverklaring of een ontzetting inhouden waarvan de gevolgen zich over meer dan drie jaar uitstrekken, uitgesproken in het vonnis of waarvan die overheden absoluut kennis moeten hebben om een wets- of verordeningsbepaling te kunnen toepassen.
Zij hebben wel toegang tot gegevens inzake de ontzettingen en maatregelen bedoeld in artikel 63 van [de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade], onder de voorwaarden vastgesteld in dat artikel. <W
2006-05-15/35, art. 16; 011;
Inwerkingtreding : 16-10-2006>
----------
(
1)<W
2009-07-31/20, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 30-06-2009>
(
2)<W
2009-12-21/14, art. 204, 016; Inwerkingtreding : 21-01-2010; vernietigd bij arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 137/2011 van 22-08-2011, behalve in zoverre het betrekking heeft op de burgemeester die het centraal strafregister moet consulteren om een lijst van gezworenen samen te stellen ; zie B.St. 22-08-2011, p. 48092-48096>
(
3)<W
2014-02-07/15, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 01-05-2016 (zie W
2014-05-08/55, art. 6)>
(
4)<W
2014-04-10/80, art. 16, 023; Inwerkingtreding : 01-05-2016 (zie W
2014-05-08/55, art. 6)>
(
5)<W
2016-02-05/11, art. 120, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
6)<W
2018-03-18/14, art. 18, 032; Inwerkingtreding : 12-05-2018>