Deze wet herschrijft een aantal bepalingen in onze strafwetgeving die hierna weergegeven worden in de versie na deze wet:
Wet 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Art. 77bis.<W 2005-08-10/61, art. 29, 038;
Inwerkingtreding : 12-09-2005> Levert het misdrijf mensensmokkel op het ertoe bijdragen, op welke manier ook, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie of van een Staat die partij is bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België bindt, binnenkomt, erdoor reist of aldaar verblijft, zulks in strijd met de wetgeving van deze Staat, met het oog op het direct of indirect verkrijgen van een vermogensvoordeel.
Het in het eerste lid bedoelde misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en met geldboete van vijfhonderd euro tot vijftigduizend euro.
Poging tot het in het eerste lid bedoeld misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en met een geldboete van honderd euro tot tienduizend euro.
[
1 De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.]
1 ----------
(
1)<W
2013-06-24/24, art. 9, 070; Inwerkingtreding : 02-08-2013>
Art. 77ter.<Ingevoegd bij W 2005-08-10/61, art. 30;
Inwerkingtreding : 12-09-2005> Het in artikel 77bis bedoelde misdrijf wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van zevenhonderd vijftig euro tot vijfenzeventigduizend euro ingeval het werd gepleegd :
1° door een persoon die gezag heeft over het slachtoffer, of door een persoon die misbruik heeft gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen;
2° door een openbaar officier of ambtenaar, drager of agent van de openbare macht die handelt naar aanleiding van de uitoefening van zijn bediening.
[
1 De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.]
1 ----------
(
1)<W
2013-06-24/24, art. 10, 070; Inwerkingtreding : 02-08-2013>
Art. 77quater.<Ingevoegd bij W 2005-08-10/61, art. 31;
Inwerkingtreding : 12-09-2005> Het in artikel 77bis bedoelde misdrijf wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en met geldboete van duizend euro tot honderdduizend euro in de volgende gevallen :
1° ingeval het misdrijf is gepleegd ten opzichte van een minderjarige;
2° ingeval het is gepleegd door misbruik te maken van de [
1 kwetsbare toestand waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid,]
1 zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze heeft dan zich te laten misbruiken;
3° ingeval het is gepleegd door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang [
4 , of door ontvoering, machtsmisbruik of bedrog]
4;
[
4 3bis° ingeval het is gepleegd door het aanbieden of aanvaarden van betalingen of om het even welke voordelen om de toestemming te verkrijgen van een persoon die gezag heeft over het slachtoffer;]
4 4° ingeval het leven van het slachtoffer opzettelijk of door grove nalatigheid in gevaar is gebracht;
5° ingeval het misdrijf een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een [
3 ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid van meer dan vier maanden]
3, hetzij het volledig verlies van een orgaan of van het gebruik van een orgaan, hetzij een zware verminking heeft veroorzaakt;
6° in geval van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt;
7° ingeval het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet.
[
2 De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.]
2 ----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 42, 060; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
(
2)<W
2013-06-24/24, art. 11, 070; Inwerkingtreding : 02-08-2013>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 39, 087; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
4)<W
2016-05-31/02, art. 16, 088; Inwerkingtreding : 18-06-2016>
Art. 77quinquies.<Ingevoegd bij W 2005-08-10/61, art. 32;
Inwerkingtreding : 12-09-2005> Het in artikel 77bis bedoelde misdrijf wordt gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en met geldboete van duizend euro tot honderdvijftigduizend euro in de volgende gevallen :
1° ingeval het misdrijf de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt zonder het oogmerk te doden;
2° ingeval het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een criminele organisatie betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet.
[
1 De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.]
1 ----------
(
1)<W
2013-06-24/24, art. 12, 070; Inwerkingtreding : 02-08-2013>
Art. 77sexies.<Ingevoegd bij W 2005-08-10/61, art. 33;
Inwerkingtreding : 12-09-2005> In de gevallen bedoeld in de artikelen [
2 77bis tot 77quinquies]
2 worden de schuldigen bovendien veroordeeld tot ontzetting van de in artikel 31 van het Strafwetboek genoemde rechten.
De bijzondere verbeurdverklaring zoals bedoeld in artikel 42, 1°, van het Strafwetboek wordt toegepast op degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan de in de artikelen 77bis tot 77quinquies bedoelde misdrijven, zelfs ingeval de zaken waarop zij betrekking heeft, geen eigendom van de veroordeelde zijn, zonder dat deze verbeurdverklaring nochtans de rechten van derden op de goederen die het voorwerp kunnen uitmaken van de verbeurdverklaring schaadt. [
1 Zij moet in dezelfde omstandigheden ook worden toegepast op het roerend goed, het deel ervan, het onroerend goed, de kamer of enige andere ruimte. Ze kan ook worden toegepast op de tegenwaarde van deze roerende of onroerende goederen die werden vervreemd tussen het tijdstip waarop het misdrijf werd gepleegd en de definitieve rechterlijke beslissing.]
1 [
1 In geval van beslag op een onroerend goed, wordt gehandeld overeenkomstig de vormvoorschriften van artikel 35bis van het Wetboek van strafvordering.]
1 ----------
(
1)<W
2013-11-27/05, art. 5, 074; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
(
2)<W
2016-05-31/02, art. 17, 088; Inwerkingtreding : 18-06-2016>
Uittreksel uit het strafwetboek HOOFDSTUK VI. - (BEDERF VAN DE JEUGD EN PROSTITUTIE). <W 26-05-1914, art. 4>
Art. 379. (Zie NOTA 1 onder TITEL) <W 1995-04-13/32, art. 2, 014;
Inwerkingtreding : 05-05-1995> Hij die een aanslag tegen de zeden pleegt doordat hij, ten einde eens anders driften te voldoen, de ontucht, het bederf of de prostitutie van een minderjarige van het mannelijke of vrouwelijke geslacht opwekt, begunstigt of vergemakkelijkt, wordt gestraft met opsluiting (van vijf jaar tot tien jaar) en met geldboete van vijfhonderd [euro] tot vijfentwintigduizend [euro]. <W 2000-11-28/35, art. 13, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Hij wordt gestraft met (opsluiting) van tien jaar tot vijftien jaar en met geldboete van vijfhonderd [euro] tot vijftigduizend [euro], indien de minderjarige geen volle zestien jaar oud is. <W 2000-11-28/35, art. 13, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(De straf is opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en geldboete van duizend [euro] tot honderdduizend [euro], indien de minderjarige geen volle veertien jaar oud is.) <W 2000-11-28/35, art. 13, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 380.(Zie NOTA 1 onder TITEL) (Voorheen art. 380bis.) <W 1995-04-13/32, art. 3, 014;
Inwerkingtreding : 05-05-1995> § 1. Met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en met geldboete van vijfhonderd [euro] tot vijfentwintigduizend [euro] , wordt gestraft : <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
1° hij die, ten einde eens anders driften te voldoen, een meerderjarige zelfs met zijn toestemming, aanwerft, meeneemt, wegbrengt of bij zich houdt met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie;
2° hij die een huis van ontucht of prostitutie houdt;
3° hij die kamers of enige andere ruimte verkoopt, verhuurt of ter beschikking stelt met het oog op prostitutie met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren;
4° hij die, op welke manier ook, eens anders ontucht of prostitutie exploiteert.
§ 2. Poging tot de in § 1 bedoelde misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfduizend [euro]. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 3. Met (opsluiting) van tien jaar tot vijftien jaar en met geldboete van vijfhonderd [euro] tot vijftigduizend [euro] wordt gestraft het plegen van de in § 1 bedoelde misdrijven wanneer de dader daarbij : <W 2000-11-28/35, art. 14, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
1° direct of indirect gebruik maakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vorm van dwang;
2° of misbruik maakt van [
1 de kwetsbare toestand waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onwaardigheid]
1.
§ 4. Met (opsluiting) van tien jaar tot vijftien jaar en met geldboete van duizend [euro] tot honderdduizend [euro] wordt gestraft : <W 2000-11-28/35, art. 14, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
1° hij die, ten einde eens anders driften te voldoen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, een minderjarige (...), zelfs met zijn toestemming aanwerft, meeneemt, wegbrengt of bij zich houdt met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie; <W 2000-11-28/35, art. 14, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
2° hij die, rechtstreeks of via een tussenpersoon, een huis van ontucht of prostitutie houdt waar minderjarigen prostitutie of ontucht plegen;
3° hij die kamers of enige andere ruimte verkoopt, verhuurt of ter beschikking stelt van een minderjarige met het oog op ontucht of prostitutie met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren;
4° hij die, op welke manier ook, de ontucht of prostitutie van een minderjarige (...) exploiteert. <W 2000-11-28/35, art. 14, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
5° (hij die door de overhandiging, het aanbod of de belofte van een materieel of financieel voordeel ontucht of prostitutie van een minderjarige heeft verkregen.) <W 2000-11-28/35, art. 14, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
§ 5. (De misdrijven bedoeld in § 4 worden gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en met geldboete van duizend [euro] tot honderdduizend [euro] als zij ten aanzien van een minderjarige onder de zestien jaar worden gepleegd.) <W 2000-11-28/35, art. 14, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(§ 6. Hij die ontucht of prostitutie van een minderjarige [
3 rechtstreeks, inbegrepen door middel van informatie- en communicatietechnologie,]
3 bijwoont, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van honderd [euro] tot tweeduizend [euro].) <W 2000-11-28/35, art. 14, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[
2 § 7. De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.]
2 ----------
(
1)<W
2011-11-26/19, art. 8, 084; Inwerkingtreding : 02-02-2012>
(
2)<W
2013-06-24/24, art. 2, 097; Inwerkingtreding : 02-08-2013>
(
3)<W
2016-05-31/02, art. 4, 118; Inwerkingtreding : 18-06-2016>
Art. 380bis. <W 2000-11-28/35, art. 15, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> (Voorheen art. 380quater) Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] wordt gestraft hij die in een openbare plaats door woorden, gebaren of tekens iemand tot ontucht aanzet. De straf wordt verdubbeld als het misdrijf tegenover een minderjarige wordt gepleegd. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 380ter. <W 2000-11-28/35, art. 16, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> (Voorheen art. 380quinquies) § 1. Met gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en met geldboete van tweehonderd [euro] tot tweeduizend [euro] wordt gestraft hij die op enigerlei wijze, direct of indirect, reclame maakt of doet maken, uitgeeft, verdeelt of verspreidt voor een aanbod van diensten van seksuele aard, indien die reclame specifiek gericht is op minderjarigen of indien zij gewag maakt van diensten aangeboden door minderjarigen of door personen van wie wordt beweerd dat zij minderjarig zijn, zelfs indien hij zijn aanbod verheelt onder bedekte bewoordingen. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Indien de in het eerste lid bedoelde reclame tot doel of tot gevolg heeft, direct of indirect, dat prostitutie of ontucht van een minderjarige of zijn exploitatie voor seksuele doeleinden wordt vergemakkelijkt, is de straf drie maanden tot drie jaar gevangenisstraf en geldboete van driehonderd [euro] tot drieduizend [euro]. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. Met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van honderd [euro] tot duizend [euro] wordt gestraft hij die op enigerlei wijze, direct of indirect, reclame maakt of doet maken, verdeelt of verspreidt voor een aanbod van diensten van seksuele aard, die worden verleend bij wege van een of ander telecommunicatiemiddel, zelfs indien hij zijn aanbod verheelt onder bedekte bewoordingen. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 3. In alle gevallen die niet zijn omschreven in de §§ 1 en 2, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van honderd [euro] tot duizend [euro], hij die door enig reclamemiddel, zelfs indien hij de aard van zijn aanbod of zijn vraag verheelt onder bedekte bewoordingen, kenbaar maakt dat hij zich aan prostitutie overgeeft, de prostitutie van anderen vergemakkelijkt of wenst in betrekking te komen met iemand die zich aan ontucht overgeeft. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die door enig reclamemiddel aanzet, door de toespeling die erop wordt gemaakt, tot de seksuele exploitatie van minderjarigen of meerderjarigen, of van zulke reclame gebruik maakt naar aanleiding van een aanbod van diensten.
Art. 380quater. (afgeschaft bij verandering van nummering) <W 2000-11-28/35, art. 15, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
Art. 380quinquies. (afgeschaft bij verandering van nummering) <W 2000-11-28/35, art. 16, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
Art. 381. <W 2000-11-28/35, art. 17, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> De misdrijven bedoeld in de artikelen 379 en 380, §§ 3 en 4, worden gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en met geldboete van duizend [euro] tot honderdduizend [euro] en de misdrijven bedoeld in artikel 380, § 5, worden gestraft met opsluiting van zeventien jaar tot twintig jaar en met geldboete van duizend [euro] tot honderdduizend [euro], indien ze daden betreffen van deelneming aan de hoofdbedrijvigheid of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet. <W 2000-06-26/42, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 381bis. (afgeschaft bij verandering van nummering) <W 2000-11-28/35, art. 17, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
Art. 382.<W 2000-11-28/35, art. 18, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> § 1. In de gevallen bedoeld in de artikelen 379 en 380 worden de schuldigen bovendien veroordeeld tot ontzetting van de rechten genoemd in [
1 artikel 31, eerste lid]
1.
§ 2. De rechtbanken kunnen tegen de personen die wegens een misdrijf bepaald bij artikel 380, §§ 1 tot 3, veroordeeld worden, het verbod uitspreken om gedurende een jaar tot drie jaar een drankgelegenheid, een bureau voor arbeidsbemiddeling, een onderneming van vertoningen, een zaak voor verhuur of verkoop van visuele dragers, een hotel, een bureau voor verhuur van gemeubileerde kamers of appartementen, een reisbureau, een huwelijksbureau, een adoptieinstelling, een instelling waaraan de bewaring van minderjarigen wordt toevertrouwd, een bedrijf dat leerlingen en jeugdgroepen vervoert, een gelegenheid voor ontspanning of vakantie, of een inrichting die lichaamsverzorging of psychologische begeleiding aanbiedt, hetzij persoonlijk, hetzij door bemiddeling van een tussenpersoon, uit te baten of er, in welke hoedanigheid ook, werkzaam te zijn.
In geval van een tweede veroordeling wegens een misdrijf bepaald in artikel 380, §§ 1 tot 3, kan het verbod voor een termijn van een jaar tot twintig jaar worden uitgesproken.
In geval van een veroordeling wegens een misdrijf bepaald bij de artikelen 379 en 380, §§ 4 en 5, kan het verbod voor een termijn van een jaar tot twintig jaar worden uitgesproken.
§ 3. Zonder rekening te houden met de hoedanigheid van natuurlijke persoon of rechtspersoon van de uitbater, eigenaar, huurder of zaakvoerder, kan de rechtbank de sluiting bevelen van de inrichting waar de misdrijven zijn gepleegd, voor een termijn van een maand tot drie jaar.
Wanneer de veroordeelde eigenaar, uitbater, huurder noch zaakvoerder is van de inrichting, kan de sluiting enkel worden bevolen indien de ernst van de concrete omstandigheden dit vereist, en dit voor een termijn van maximaal twee jaar, na dagvaarding van de eigenaar, de uitbater, de huurder of de zaakvoerder op vordering van het openbaar ministerie.
De dagvaarding voor de rechtbank wordt in het [
2 bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]
2 van het gebied waar de goederen gelegen zijn, overgeschreven ten verzoeke van de deurwaarder die het exploot heeft opgemaakt.
De dagvaarding vermeldt de kadastrale omschrijving van het betrokken onroerende goed en identificeert de eigenaar ervan in de vorm en volgens de sanctie bepaald in artikel 12 van de wet van 10 oktober 1913 houdende wijzigingen in de hypotheekwet en in de wet op de gedwongen onteigeningen en regelende de herinrichting van de bewaring der hypotheken.
Iedere in de zaak gewezen beslissing wordt in de kant van de overgeschreven dagvaarding vermeld op de wijze bepaald in artikel 84 van de hypotheekwet. De griffier doet de uittreksels en de verklaring dat er geen rechtsmiddelen aangewend zijn aan de [
2 het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie]
2 toekomen.
§ 4. Artikel 389 is van toepassing op deze bepaling.
----------
(
1)<W
2009-04-14/01, art. 17, 073; Inwerkingtreding : 15-04-2009>
(
2)<W
2018-07-11/07, art. 68, 133; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 382bis.<W 2000-11-28/35, art. 20, 029;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> Onverminderd de toepassing van artikel 382 kan elke veroordeling wegens feiten bedoeld [
3 in de artikelen 371/1 tot]
3 377, [
2 377quater,]
2 379 tot 380ter, 381 en 383 tot 387, gepleegd op de persoon van een minderjarige of met zijn deelneming, de ontzetting meebrengen van het recht om, voor een termijn van een jaar tot twintig jaar :
1° in welke hoedanigheid ook deel te nemen aan onderwijs in een openbare of particuliere instelling die minderjarigen opvangt;
2° deel uit te maken, als vrijwilliger, als lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarvan de activiteit in hoofdzaak op minderjarigen gericht is;
3° een activiteit toegewezen te krijgen die de veroordeelde in een vertrouwens- of een gezagsrelatie tegenover minderjarigen plaatst, als vrijwilliger, als lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging.
[
1 4° te wonen, te verblijven of zich te op te houden in de door de bevoegde rechter bepaalde aangewezen zone. De oplegging van die maatregel moet met bijzondere redenen worden omkleed en rekening houden met de ernst van de feiten en met de reclasseringsmogelijkheden voor de veroordeelde.]
1 Artikel 389 is van toepassing op deze bepaling.
----------
(
1)<W
2012-12-14/52, art. 5, 092; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
(
2)<W
2014-04-10/24, art. 4, 102; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
(
3)<W
2016-02-01/09, art. 12, 115; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 382ter.[
1 De in artikel 42, 1°, bedoelde bijzondere verbeurdverklaring wordt toegepast zelfs wanneer de zaken waarop zij betrekking heeft, niet het eigendom van de veroordeelde zijn, zonder dat deze verbeurdverklaring evenwel afbreuk kan doen aan de rechten van de derden op de goederen die verbeurd zouden kunnen worden verklaard. Zij moet in dezelfde omstandigheden ook worden toegepast op het roerend goed, het deel ervan, het onroerend goed, de kamer of enige andere ruimte.
Ze kan ook worden toegepast op de tegenwaarde van deze roerende of onroerende goederen die werden vervreemd tussen het tijdstip waarop het misdrijf werd gepleegd en de definitieve rechterlijke beslissing.
In geval van beslag op een onroerend goed, wordt gehandeld overeenkomstig de vormvoorschriften van artikel 35bis van het Wetboek van strafvordering.]
1 ----------
(
1)<W
2013-11-27/05, art. 3, 099; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
Art. 382quater.[
1 Wanneer een dader die veroordeeld is voor de [
3 in de artikelen 371/1 tot]
3 377, [
2 377quater,]
2 379 tot 380ter en 381 bedoelde feiten, wegens zijn hoedanigheid of beroep contact heeft met minderjarigen en er een werkgever, rechtspersoon of een overheid die over hem het tuchtrechtelijk gezag uitoefent, bekend is, dan kan de rechter de overzending bevelen van het strafrechtelijk gedeelte van het beschikkend gedeelte van deze rechterlijke beslissing aan de desbetreffende werkgever, rechtspersoon of tuchtrechtelijke overheid. Die maatregel wordt hetzij ambtshalve genomen, hetzij op verzoek van de burgerlijke partij of van het openbaar ministerie, bij een met bijzondere redenen omklede rechterlijke beslissing wegens de ernst van de feiten, het vermogen tot reclassering of het risico op recidive.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-12-14/52, art. 4, 092; Inwerkingtreding : 02-05-2013>
(
2)<W
2014-04-10/24, art. 5, 102; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
(
3)<W
2016-02-01/09, art. 13, 115; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 382quinquies. [
1 De publicatie en de verspreiding van teksten, tekeningen, foto's, enigerlei beelden of geluidsfragmenten waaruit de identiteit kan blijken van het slachtoffer van een in dit hoofdstuk genoemd misdrijf zijn verboden en strafbaar overeenkomstig artikel 378bis, tenzij met schriftelijke toestemming van het slachtoffer of met toestemming, ten behoeve van het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek, van de procureur des Konings of van de met het onderzoek belaste magistraat.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2016-05-31/02, art. 5, 118; Inwerkingtreding : 18-06-2016>
Uittreksel uit de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering: Art. 10ter.<L 2000-11-28/35, art. 34, 010;
Inwerkingtreding : 27-03-2001> Eenieder kan in België vervolgd worden wanneer hij zich buiten het grondgebied van het Rijk schuldig maakt aan :
1° een van de misdrijven bepaald in de artikelen 379, 380, 381 (383bis, §§ 1 en 3, [
4 433quinquies tot 433octies]
4 van het Strafwetboek); <W 2005-08-10/61, art. 23, 020;
Inwerkingtreding : 12-09-2005>
[
6 1bis. een van de misdrijven bepaald in de artikelen 433novies/2 tot 433novies/10, in geval van uitgevoerde of overwogen wegneming van organen in ruil voor een profijt of een vergelijkbaar voordeel;]
6 2° een van de misdrijven bepaald [
3 in de artikelen 371/1 tot]
3 377 [
2 ,377quater]
2 en 409, van hetzelfde Wetboek, indien het feit werd gepleegd op een minderjarige;
3° een van de misdrijven bepaald (in de artikelen [
4 77bis tot 77quinquies]
4), van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en in de artikelen 10 tot 13 van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren. <W 2005-08-10/61, art. 23, 020;
Inwerkingtreding : 12-09-2005>
(4° een van de misdrijven bepaald in [
5 boek II, titel Iter,]
5 van het Strafwetboek die gepleegd zijn tegen een Belgische onderdaan of instelling, of tegen een instelling van de Europese Unie of van een orgaan opgericht overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of het Verdrag betreffende de Europese Unie, die in het Rijk is gevestigd.) <W 2003-12-19/34, art. 14, 017;
Inwerkingtreding : 08-01-2004>
[
1 Indien de verdachte niet in België wordt gevonden, kan de vervolging, met inbegrip van het onderzoek, ingeval het misdrijf gepleegd werd door een vreemdeling tegen een persoon die op het moment van de feiten een Belgische onderdaan is of tegen een instelling bedoeld in het eerste lid, slechts plaatsgrijpen op vordering van de federale procureur of de procureur des Konings, die eventuele klachten beoordeelt.
Ingeval, met toepassing van het vorige lid, een klacht aanhangig is gemaakt bij de federale procureur of de procureur des Konings, vordert hij dat de onderzoeksrechter naar deze klacht een onderzoek instelt, behalve indien :
1° de klacht kennelijk niet gegrond is; of
2° de feiten bedoeld in de klacht niet overeenstemmen met een kwalificatie van de in het artikel 137 van het Strafwetboek bedoelde misdrijven; of
3° uit deze klacht geen ontvankelijke strafvordering kan volgen; of
4° uit de concrete omstandigheden van de zaak blijkt dat deze zaak, in het belang van een goede rechtsbedeling en met eerbiediging van de internationale verplichtingen van België, aanhangig zou moeten worden gemaakt hetzij bij de internationale rechtscolleges, hetzij voor een rechtscollege van de plaats waar de feiten zijn gepleegd, hetzij voor een rechtscollege van de Staat waarvan de dader een onderdaan is of van de plaats waar hij kan worden gevonden, en dit voor zover dit rechtscollege de kenmerken van onafhankelijkheid, onpartijdigheid en billijkheid vertoont, zoals dat onder meer kan blijken uit de relevante internationale verbintenissen waardoor België en deze Staat gebonden zijn.
Indien hij van oordeel is dat een of meer van de in het derde lid, 1°, 2° en 3°, bedoelde voorwaarden vervuld zijn, doet de federale procureur of de procureur-generaal voor de kamer van inbeschuldigingstelling vorderingen die beogen te beslissen, naargelang van het geval, dat er geen reden is tot vervolging of dat de strafvordering niet ontvankelijk is. Enkel de federale procureur of de procureur-generaal wordt gehoord.
Indien de kamer van inbeschuldigingstelling vaststelt dat geen van de in het derde lid, 1°, 2° en 3°, bedoelde voorwaarden vervuld zijn, wijst deze de territoriaal bevoegde onderzoeksrechter aan en bepaalt zij op welke feiten het onderzoek betrekking heeft. Indien de in het vierde lid bedoelde vordering, uitgaat van de federale procureur, maakt zij de zaak aanhangig bij de in artikel 47duodecies, § 3, van het Wetboek van strafvordering bedoelde deken van de onderzoeksrechters.
Vervolgens wordt gehandeld overeenkomstig het gemeen recht.
De federale procureur of de procureur-generaal heeft het recht cassatieberoep in te stellen tegen de arresten gewezen met toepassing van het vierde en het vijfde lid. Dit beroep wordt in alle gevallen ingesteld binnen vijftien dagen te rekenen van de uitspraak van het arrest.
In het in het derde lid, 4°, bedoelde geval seponeert de federale procureur of de procureur des Konings de zaak en geeft hij van zijn beslissing kennis aan de minister van Justitie. Tegen deze beslissing tot seponering staat geen enkel rechtsmiddel open.]
1 ----------
(
1)<W
2012-02-06/11, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 17-03-2012>
(
2)<W
2014-04-10/24, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
(
3)<W
2016-02-01/09, art. 15, 039; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
4)<W
2016-05-31/02, art. 12, 040; Inwerkingtreding : 18-06-2016>
(
5)<W
2016-08-03/15, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 21-08-2016>
(
6)<W
2019-05-22/19, art. 14, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2019>