TITEL XII. - Oprichting van de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst inzake de strijd tegen sociale fraude en illegale arbeid, de arrondissementscellen en de partnerschapscommissie en opheffing van de wet van 3 mei 2003 houdende oprichting van de Federale Raad voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, het Federale Coördinatiecomité en de Arrondissementscellen.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 309.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder sociale fraude en illegale arbeid : iedere inbreuk op een sociale wetgeving die tot de bevoegdheid van de federale overheden behoort.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 309. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 310.Het beleid van de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude wordt bepaald door de Ministerraad die de bevoegde ministers met de uitvoering belast.
Het institutioneel kader van coördinatie dat door deze wet wordt omschreven, ligt in de lijn van het beleid ter bestrijding van de illegale arbeid en de sociale fraude.
Dit beleid wordt door de ministers die Sociale Zaken, [de Zelfstandigen,] Werk en Justitie in hun bevoegdheid hebben medegedeeld aan de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst, binnen de 15 dagen volgend op de kennisgevingen van de Ministerraad. <W 2008-06-08/30, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 310. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 311.Jaarlijks wordt een beleidsplan opgesteld en voor 30 april medegedeeld aan de Ministerraad. Het heeft met name betrekking op de aanpak van bijdragefraude, uitkeringfraude en op illegale arbeid.
Na goedkeuring door de Ministerraad, wordt voor 15 september een operationeel plan opgesteld dat twee luiken bevat : een luik betreffende bijdragefraude en een ander betreffende uitkeringfraude.
De luiken betreffende bijdragefraude bepalen de te ondernemen acties, de te ontwikkelen informaticaprojecten, de in te zetten middelen, de te realiseren doelstellingen die bepaald worden op basis van meetbare indicatoren en de budgettaire opbrengsten die zullen worden gerealiseerd in het kader van de taken van het Federaal Aansturingsbureau als bedoeld in hoofdstuk II.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 311. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
HOOFDSTUK II. - De Sociale inlichtingen- en Opsporingsdienst.
Art. 312.Er wordt een Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst opgericht, hierna " de Dienst " genoemd, die samengesteld is uit de Algemene Raad van de Partners en het Federaal Aansturingsbureau.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 312. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 313.De Algemene Raad van de Partners is samengesteld uit :
1° de directeur van het Bureau, zoals bedoeld in artikel 317;
2° de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
3° de voorzitter van het directiecomité van de Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid;
4° de leidende ambtenaren van de volgende diensten :
a) de administratie Toezicht op de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
b) het bestuur van de Sociale Inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
c) de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
d) de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
5° de administrateurs-generaal van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, (van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen,) van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, van de Rijksdienst voor pensioenen, van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers; <W 2008-06-08/30, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
6° de procureur-generaal aangewezen door het College van procureurs-generaal;
7° de commissaris-generaal van de federale politie;
8° de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën;
9° de secretaris van de Nationale Arbeidsraad;
10° zes vertegenwoordigers van de sociale partners met hetzelfde aantal als de meest representatieve organisaties van werkgevers en de meest representatieve organisaties van werknemers, zoals aangewezen in de Nationale Arbeidsraad.
(11° een vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen.) <W 2008-06-08/30, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
Een vertegenwoordiger aangewezen door iedere overheid bevoegd inzake tewerkstellingsbeleid krachtens artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, zijnde vier vertegenwoordigers, kan hier op verzoek van de Gewesten eveneens zitting hebben.
Kunnen eveneens worden uitgenodigd om met raadgevende stem zitting te hebben, vertegenwoordigers van de besturen en van de openbare instellingen die betrokken zijn bij de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, en beroepsorganisaties die een partnerschapsovereenkomst hebben gesloten, onder de voorwaarden bepaald door de Algemene Raad van de Partners.
De Algemene Raad van de Partners kan eveneens een beroep doen op deskundigen voor het onderzoek van specifieke vragen, binnen de voorwaarden die hij bepaalt.
De Koning bepaalt op voordracht van de Algemene Raad het huisreglement, in het bijzonder tot vaststelling van de regels voor vervanging van de leden en de convocatie van de leden, genodigden of deskundigen.
Het voorzitterschap van de Algemene Raad van de Partners wordt waargenomen door de directeur van het Federaal Aansturingsbureau.
Hij roept de leden van de Algemene Raad van de Partners minstens twee maal per jaar samen. Hij deelt de richtlijnen van het beleid mede inzake de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, zoals vastgesteld door de Ministerraad.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 313. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 314.De Algemene Raad van de Partners is een orgaan voor reflectie en advies in het kader van de strijd tegen de sociale fraude en de illegale arbeid en over de optimale werking van de arrondissementscellen.
De Algemene Raad van de Partners heeft eveneens tot opdracht, voorstellen te richten aan de bevoegde ministers teneinde de wetgeving die van toepassing is op de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude aan te passen.
Hij stelt aanbevelingen op en brengt adviezen uit, ambtshalve of op verzoek van een minister, over ontwerpen en voorstellen van wetten betreffende de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude.
Hij wordt op beleidsvlak geraadpleegd door het Federaal Aansturingsbureau, zoals bedoeld in artikel 315.
Hij is ermee belast de regering het jaarlijks rapport voor te leggen zoals bepaald in artikel 316, 16°, en gelast zijn voorzitter het voor 15 september van elk jaar aan de regering voor te leggen.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 314. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 315.§ 1. Er wordt een Federaal Aansturingsbureau opgericht, hierna " het Bureau " genoemd, centrum voor aansturing, expertise en ondersteuning van de inspectiediensten.
Het Bureau wordt bijgestaan door een secretariaat dat bestaat uit minimum twee personen.
Het secretariaat van het Bureau is eveneens het secretariaat van de Algemene Raad van de Partners.
§ 2. Het Bureau wordt beheerd door een directiecomité dat is samengesteld uit :
1° de directeur van het Bureau bedoeld in artikel 317;
2° de leidende ambtenaren :
- van de Sociale Inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
- van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg;
- van de Algemene Directie van de inspectiediensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
- van de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
(- van de Directie-generaal Zelfstandigen van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
- van de dienst Inspectie van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;) <W 2008-06-08/30, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
3° de procureur-generaal aangewezen door het College van procureurs-generaal;
4° de leidende ambtenaren afgevaardigd door de Rijksdienst voor pensioenen, van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers.
Dit directiecomité wordt belast met het opstellen van het beleidsplan en het operationeel plan en staat ook in voor de opvolging hiervan.
§ 3. Het Bureau is samengesteld uit :
1° de directeur;
2° een magistraat van een arbeidsauditoraat of van een arbeidsauditoraat-generaal;
3° leden van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, van de openbare instellingen van sociale zekerheid of van de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie;
4° een lid van de Federale Overheidsdienst Financiën;
5° analisten en experten in het domein van opsporing en bestrijding van fraude, die alle informatie moeten verzamelen die nuttig is voor het opsporen en analyseren van fraude praktijken. Hiertoe zal elke openbare instelling en elke federale instelling de inlichtingen verstrekken die gevraagd worden door de personeelsleden van het Bureau;
6° sociaal controleurs afkomstig van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de Rijksdienst voor sociale zekerheid en de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening die worden geïntegreerd in de ploeg voor het opsporen van informaticafraude die de inspectiediensten moet ondersteunen met zijn expertise in informatie- en communicatietechnologie.
§ 4. De Koning bepaalt het aantal leden waaruit het bureau is samengesteld.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 315. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 316.Het Bureau is belast met :
1° het uitvoeren van het beleid zoals vastgesteld door de Ministerraad, in de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude ter uitvoering van het beleidsplan en operationeel plan bedoeld in artikel 311;
2° het opzetten en ondernemen van de preventieacties, nodig voor de invoering van dit beleid;
3° het voorbereiden van de samenwerkingsprotocollen tussen de federale overheid en de gewesten, betreffende de coördinatie van de controles inzake illegale arbeid en sociale fraude;
4° het maandelijks evalueren van de realisatiegraad van de verschillende elementen van het operationeel plan bedoeld in artikel 311.
Indien de maandelijkse evaluatie drie maal op rij aangeeft dat de in het operationeel plan beoogde doelstellingen of opbrengsten niet worden bereikt, brengt de directeur de bevoegde minister hiervan op de hoogte;
5° het aansturen binnen de arrondissementscellen van de actie van de inspecties van de Federale Overheidsdiensten en van de instellingen van openbaar nut die betrokken zijn bij de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude;
6° het opstellen van richtlijnen in uitvoering van het operationeel plan voor de Arrondissementscellen bedoeld in artikel 320, goedgekeurd door de procureur-generaal aangeduid door het College van procureurs-generaal;
7° het tweemaal per jaar bijeenroepen van de voorzitters van de arrondissementscellen teneinde een coördinatie van de werkzaamheden van deze cellen te organiseren;
8° het verlenen van de nodige bijstand aan de bevoegde besturen en diensten inzake de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude teneinde de controleoperaties behoorlijk te doen verlopen;
9° het uitvoeren van studies omtrent de problematiek van illegale arbeid en sociale fraude en het mogelijk maken meer gerichte acties te ondernemen, voornamelijk met ondersteuning van de analisten wier opdracht verduidelijkt wordt in artikel 318, § 1, derde lid;
10° het verzekeren van de ondersteuning van de inspectiediensten;
11° het ondernemen van de inspanningen die nodig zijn voor een volledige toegang tot alle gegevensbanken, nodig voor de uitvoering van de opdrachten van de Inspectiediensten;
12° het voeren van een beleid inzake het verzamelen, bewaren, ontwikkelen en gestructureerd uitwisselen van informatie, met name in het kader van de modernisering van de sociale zekerheid; met de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, ingevoerd en georganiseerd bij de wet van 15 januari 1990;
13° het identificeren van de gemeenschappelijke opleidingsbehoeften van de agenten van de inspectiediensten en het verzekeren van de nodige opleidingen;
14° het coördineren en verspreiden van de informatie die nodig is voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude;
15° het bepalen van een extern communicatiebeleid;
16° verslag over de realisatiegraad van de in het operationeel plan beoogde acties, de te ontwikkelen informaticaprojecten, de in te zetten middelen, de doelstellingen en de budgettaire opbrengsten, over de stand van zaken van de strijd tegen illegale arbeid en sociale fraude bij de Algemene Raad voor 30 juni;
17° het uitwerken en opvolgen van de internationale samenwerking tussen de inspectiediensten in het kader van de gezamenlijke acties voor de verschillende diensten;
18° het toezien op de uitvoering van de door de ministers gesloten partnerschapovereenkomsten;
19° het bijstaan van de Raad in het kader van zijn opdrachten.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 316. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 317.De directeur van het Bureau moet houder zijn van een managementfunctie.
Tijdens de duur van zijn mandaat mag de directeur geen enkele andere functie uitoefenen, noch houder zijn van een openbaar mandaat dat door verkiezing is toegekend.
Er wordt, op grond van voorafgaande machtiging door de Koning, van de in het vorige lid vermelde regel afgeweken wanneer het gaat om de uitoefening van een onderwijsopdracht in een instelling van hoger onderwijs of om een lidmaatschap van een examenjury.
De Koning bepaalt de benoemingsvoorwaarden en het geldelijk en administratief statuut van de directeur.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 317. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 318.De directeur oefent het dagelijks beheer van het Bureau uit en voert het door het Bureau opgemaakte operationeel plan uit.
De directeur van het Bureau is lid van de werkgroep voor de modernisering van de sociale zekerheid.
Hij stelt de werkgroep modernisering van de sociale zekerheid voor 15 september van elk jaar het operationeel plan voor bedoeld in artikel 311.
Hij zetelt in de commissie voor partnerschapsovereenkomsten opgericht bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Hij deelt de resultaten van deze commissie aan het Bureau en aan de Raad mede.
Elke informatie die aanleiding kan geven tot het openen van een gerechtelijke procedure, brengt de directeur ter kennis van de procureur des Koning of van de arbeidsauditeur.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 318. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 319.Tijdens hun mandaat behouden de sociaal inspecteurs en controleurs die lid zijn van het Bureau hun hoedanigheid van sociaal inspecteur in de zin van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
De andere leden van het Bureau, bedoeld in artikel 315, § 3, beschikken over dezelfde toegang tot de databanken als de sociaal inspecteurs in de zin van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
Voor de uitoefening van de hun toegewezen taken inzake opsporing en analyse van fraudepraktijken en de inzameling van alle daartoe nuttige informatie worden de leden van het Bureau bedoeld in artikel 315, § 3, 5°, geacht de hoedanigheid van sociaal inspecteur te hebben.
De leden van het Bureau worden benoemd door de Koning.
De Koning bepaalt het administratieve en geldelijke statuut van de leden van het Bureau.
Hij bepaalt de nadere regels voor de aanwerving.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 319. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
HOOFDSTUK III. - De Arrondissementscel.
Art. 320.Per gerechtelijk arrondissement wordt een arrondissementscel opgericht, hierna " cel " genoemd, voorgezeten door de arbeidsauditeur en voor het overige samengesteld uit een vertegenwoordiger van de diensten bedoeld in artikel 313, 4°, een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Financiën, een magistraat van het parket van de procureur des Konings, een lid van de federale politie, een lid bedoeld in artikel 315, § 3, 3°, en de secretaris van de cel.
Wordt verbonden aan de arrondissementscel, op zijn verzoek, de vertegenwoordiger van de gewestelijke inspectiedienst bevoegd inzake tewerkstellingsbeleid krachtens artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980.
In het geval een doeltreffende organisatie van het werk dit vereist en op voorwaarde dat de betrokken gerechtelijke arrondissementen elk niet meer dan 8 kantons omvatten, kan een cel meerdere gerechtelijke arrondissementen omvatten.
Indien een meer doeltreffende organisatie van het werk dit vereist, kunnen binnen een gerechtelijk arrondissement twee arrondissementscellen worden opgericht.
In de gevallen bedoeld in twee voorgaande leden, wordt om de fusie of splitsing van de arrondissementscellen verzocht door de oorspronkelijke arrondissementscellen die dit voorstel voorleggen aan het directiecomité van het Bureau die het moet goedkeuren.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 320. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 320, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 321.De opdracht van de cel als operationele plaatselijke tak bestaat erin :
1° de controles op het naleven van de verschillende sociale wetgevingen in verband met de illegale arbeid en de sociale fraude te organiseren en te coördineren;
2° de richtlijnen en de onderrichtingen van het Bureau uit te voeren;
3° informatie aan te leggen en opleidingen in te richten voor de leden van de diensten die deelnemen aan de vergaderingen van de cel;
4° de informatie aan te leveren zodat de balans kan worden opgesteld van de gezamenlijke acties van de inspectiediensten die gevoerd worden binnen de cel;
5° de leden van de arrondissementscel informeren over de opvolging van de dossiers die worden behandeld door de sociale inspectiediensten en gerechtelijk vervolgd worden alsook over de voor de inspectiediensten relevante rechtspraak;
6° de permanente vorming van de leden in sociaal strafrecht verzekeren.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 321. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 322.§ 1. De cel richt in haar midden een besloten groep voor regionale interventie op, GRI genoemd, die minstens éénmaal per maand samenkomt en voorgezeten wordt door de arbeidsauditeur.
De GRI is belast met de organisatie en de coördinatie, op basis van minstens twee acties per maand en zoals voorzien in het actieplan, van de controles op het naleven van de verschillende sociale wetgevingen in verband met illegale arbeid en sociale fraude.
Hij waakt erover dat het jaarlijks actieplan op het terrein concreet wordt gemaakt door lokaal doelgerichte controles te organiseren.
Hiertoe neemt hij alle nodige en nuttige contacten op.
Het Bureau kan op voorstel van een van zijn leden beslissen over te gaan tot een nationale actie van alle GRI's of tot een grootscheepse actie.
§ 2. Elke GRI is samengesteld uit volgende vertegenwoordigers :
1° de voorzitter, arbeidsauditeur;
2° de secretaris van de arrondissementscel;
3° een lid van het Bureau bedoeld in artikel 315, § 3, 3°;
4° een vertegenwoordiger van de sociale inspectie;
5° een vertegenwoordiger van het Toezicht op de Sociale Wetten;
6° een vertegenwoordiger van de Inspectiedienst van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
7° een vertegenwoordiger van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
De GRI kan elke persoon uitnodigen die in het bijzonder bevoegd is voor de voorbereiding en de verwezenlijking van de geprogrammeerde operaties.
Wordt verbonden aan de GRI, op zijn verzoek, de vertegenwoordiger van de gewestelijke inspectiedienst bevoegd inzake tewerkstellingsbeleid krachtens artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980.
§ 3. Het secretariaat van de GRI wordt waargenomen door een sociaal Inspecteur/controleur van een van de vier sociale inspectiediensten (Sociale Inspectie, Toezicht op de Sociale Wetten, Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) die overeenkomstig het Protocolakkoord wordt aangeduid door het Bureau.
Deze Controleur/Inspecteur werkt nauw samen met de voorzitter en de andere vertegenwoordigers van de GRI teneinde :
1° de maandelijkse vergaderingen van de GRI voor te bereiden;
2° te verzekeren dat de resultaten van de gevoerde acties aan het Bureau worden meegedeeld.
Het proces-verbaal van de maandelijkse vergadering van de GRI wordt aan het Bureau bezorgd.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 322. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 323.De arrondissementscellen worden ondersteund door een secretariaat dat per arrondissementcel wordt uitgebouwd.
Het secretariaat wordt waargenomen hetzij door het Toezicht op de sociale wetten, hetzij door de Sociale Inspectie, hetzij door de Inspectie van de RSZ, hetzij door de Inspectie van de RVA, overeenkomstig het protocolakkoord dat door het Bureau wordt voorgesteld.
Een secretariaat wordt echter opgericht voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en een secretariaat wordt opgericht voor het arrondissement Halle-Vilvoorde.
Het secretariaat wordt gevestigd op de zetel van een van de diensten bedoeld in het tweede lid.
De verslagen van de vergaderingen van arrondissementscellen worden opgesteld door het secretariaat en overgemaakt aan het Bureau.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 323. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
Art. 324.Er wordt een partnerschapscommissie opgericht die haar zetel heeft in de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Ze is samengesteld uit :
1° de directeur van het Bureau bedoeld in artikel 315, § 3, 1°;
2° de secretaris van de Nationale Arbeidsraad;
3° de administrateurs-generaal van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
4° de voorzitters van de directiecomités van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid en de Federale Overheidsdienst Financiën.
Het voorzitterschap van deze commissie wordt waargenomen door de voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Deze Commissie is belast met het voorbereiden van de partnerschapsovereenkomsten tussen de bevoegde ministers en organisaties.
In de partnerschapovereenkomst, kunnen de ondertekenende partijen beslissen over elke informatie- en sensibiliseringsactie gericht tot de professionelen en de consumenten. Zij mogen tevens de informatieverstrekking door organisaties organiseren, van iedere informatie die nuttig is voor de preventie en de vaststelling van inbreuken.
De beroepsorganisatie die een partnerschapsovereenkomst heeft gesloten, kan zich burgerlijke partij stellen in de procedures betreffende de illegale arbeid en de sociale fraude, wanneer de gepleegde feiten van dien aard zijn de belangen te schaden die zij gelast is te verdedigen en te bevorderen.
TOEKOMSTIG RECHT
[
Art. 324. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 55°, 011; Inwerkingtreding : onbepaald, uiterlijk op 01-07-2011>
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 325. De wet van 3 mei 2003 houdende de oprichting van de Federale Raad voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, het Federale Coördinatiecomité en de Arrondissementscellen, wordt opgeheven.
Art. 326. De coördinator van het federaal coördinatiecomité alsook de voorzitter van de Federale Raad voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, aangewezen voor de datum van inwerkingtreding van onderhavige wet, behouden voor de resterende tijd van hun mandaat het voordeel van de premie voortspruitend uit hun functie.
Art. 327. Deze titel treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
TITEL XIII. - Aard van de arbeidsrelaties.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 328. Voor de toepassing van deze titel dient te worden verstaan onder :
1° " wet van 27 juni 1969 " : wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
2° " koninklijk besluit nr. 38 " : koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;
3° " wet van 29 juni 1981 " : wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;
4° " instellingen van sociale zekerheid " : instellingen die belast zijn met de toepassing van de wetgevingen inzake sociale zekerheid evenals alle diensten die belast zijn met de controle op deze toepassing;
5° " arbeidsrelatie " : professionele samenwerking betreffende het presteren van arbeid door een partij in de hoedanigheid van hetzij werknemer hetzij zelfstandige, waarbij moet worden verstaan :
a) onder " werknemer " : de persoon die er zich in een arbeidsovereenkomst toe verbindt, tegen betaling van een loon, onder het gezag van de andere partij, de werkgever, arbeid te verrichten;
b) onder " zelfstandige " : de natuurlijke persoon die, een beroepsactiviteit uitoefent buiten de onder a) bedoelde gezagsband en die niet verbonden is door een statuut.
HOOFDSTUK II. - Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie.
Art. 329. § 1. Er wordt een " Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie " ingesteld, samengesteld uit twee afdelingen :
- een normatieve afdeling, met één kamer;
- een administratieve afdeling, met meerdere kamers.
§ 2. De kamer van de normatieve afdeling is samengesteld uit :
- 1 voorzitter, beroepsmagistraat;
- 6 leden afkomstig uit de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, Directie-generaal Zelfstandigen of uit het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;
- 6 leden afkomstig uit de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg of uit de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, Directie-generaal Sociaal Beleid of uit de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
- 4 deskundigen met een voor de functie nuttige beroepservaring en die geen personeelsleden zijn van de Federale Overheidsdiensten onder toezicht van de ministers die Sociale Zaken, Werk en Middenstand in hun bevoegdheden hebben of personeelsleden van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen.
Behalve de voorzitter, worden de leden door de Koning benoemd bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad op voorstel van de ministers die Sociale Zaken, Werk en Middenstand in hun bevoegdheden hebben.
De kamer van de normatieve afdeling kan beslissen deskundigen van de betrokken sector of sectoren of van het betrokken beroep of beroepen te horen.
§ 3. De Kamers van de administratieve afdeling zijn elk samengesteld uit een gelijk aantal leden aangewezen op voorstel van de minister die de Middenstand onder zijn/haar bevoegdheid heeft onder de personeelsleden van zijn/haar administratie of van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen enerzijds, en van leden aangewezen op voorstel van de ministers die Sociale zaken en Werkgelegenheid onder hun bevoegdheid hebben onder de personeelsleden van hun administraties of van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid anderzijds.
Elke kamer van de administratieve afdeling wordt voorgezeten door een beroepsmagistraat.
§ 4. Geen enkel lid van de Kamers van de administratieve afdeling mag de functie van ambtenaar uitoefenen die onder het gezag valt van de ministers die Sociale Zaken, Middenstand en Werk in hun bevoegdheden hebben, en die ermee wordt belast de naleving van de toepassing van de wetgevingen inzake sociale zekerheid en arbeidsrecht te bewaken.
§ 5. De leden van de kamers van de administratieve afdeling worden door de Koning benoemd.
§ 6. De Koning bepaalt de werking van de normatieve en administratieve kamers van de Commissie.
Art. 330. De kamer van de normatieve afdeling van de in artikel 329 bedoelde Commissie heeft volgende taken :
1° inwinnen van elk pertinent advies dat het mogelijk maakt de realiteit van een onzekerheid betreffende de aard van de arbeidsrelaties in een sector of voor één of meerdere beroepen te objectiveren;
2° op verzoek van de bevoegde ministers of op eigen initiatief verslag uitbrengen ter vaststelling van het al dan niet bestaan van een onzekerheid of problematiek betreffende de aard van de arbeidsrelaties in een sector of in een of meerdere beroepen;
3° op hun verzoek raad geven aan de overeenkomstig artikel 336, § 1, geraadpleegde organen;
4° overeenkomstig artikel 336, een voorstel uitwerken van lijst met specifieke criteria die aan de ministers die respectievelijk Sociale zaken, Middenstand en Werk in hun bevoegdheden hebben voorgelegd dienen te worden.
HOOFDSTUK III. - Principes.
Art. 331. Zonder de openbare orde, de goede zeden en de dwingende wetten te kunnen overtreden, kiezen de partijen vrij de aard van hun arbeidsrelatie waarbij de effectieve uitvoering van de overeenkomst moet overeenkomen met de aard van de arbeidsrelatie. Er moet voorrang worden gegeven aan de kwalificatie die uit de feitelijke uitoefening blijkt indien deze de door de partijen gekozen juridische kwalificatie uitsluit.
Art. 332. Indien de uitoefening van de arbeidsrelatie voldoende elementen naar voor brengt die, beoordeeld overeenkomstig de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, onverenigbaar zijn met de kwalificatie die door de partijen aan de arbeidsrelatie wordt gegeven, zal er een herkwalificatie van de arbeidsrelatie gebeuren en wordt er een overeenstemmend stelsel van sociale zekerheid toegepast, zonder evenwel afbreuk te doen aan de volgende bepalingen :
- artikel 2, § 1, 1° en 3°, van de wet van 27 juni 1969, artikel 2, § 1, 1° en 3°, van de wet van 29 juni 1981, en artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38, alsook iedere bepaling die op basis van deze bepalingen genomen werd;
- in algemene zin, elke wettelijke of reglementaire bepaling die de uitoefening van een beroep of een bepaalde activiteit in de hoedanigheid van zelfstandige of werknemer in de zin van deze wet oplegt of onweerlegbaar vermoedt.
De elementen die in het eerste lid worden bedoeld, worden beoordeeld op basis van de algemene criteria zoals gedefinieerd in artikel 333 en, desgevallend, van de specifieke criteria van juridische of socio-economische aard die overeenkomstig de adviesprocedure van hoofdstuk V worden vastgesteld.
HOOFDSTUK IV. - De algemene criteria.
Art. 333. § 1. De algemene criteria waarvan sprake in vorig artikel en die het mogelijk maken het bestaan of de afwezigheid van een gezagsband te beoordelen zijn :
- de wil der partijen zoals die in hun overeenkomst werd uitgedrukt, voor zover deze laatste overeenkomstig de bepalingen van artikel 331 wordt uitgevoerd;
- de vrijheid van organisatie van de werktijd;
- de vrijheid van organisatie van het werk;
- de mogelijkheid een hiërarchische controle uit te oefenen.
§ 2. Onverminderd de in artikel 332 beoogde bepalingen, kunnen de verplichtingen die inherent zijn aan de uitoefening van een beroep en die door of krachtens een wet zijn opgelegd niet in overweging genomen worden om de aard van een arbeidsrelatie te beoordelen.
§ 3. De volgende elementen zijn, op zichzelf genomen, niet bij machte om de arbeidsrelatie adequaat te kwalificeren :
- de titel van de overeenkomst;
- de inschrijving bij een instelling van sociale zekerheid;
- de inschrijving bij de Kruispuntbank voor Ondernemingen;
- de inschrijving bij de administratie van de BTW;
- de wijze waarop de inkomsten bij de fiscale administratie worden aangegeven.
HOOFDSTUK V. - De specifieke criteria.
Afdeling 1. - Criteria.
Art. 334. § 1. De Koning kan een lijst opstellen met specifieke criteria die eigen zijn aan een sector, een of meerdere beroepen of een of meerdere categorieën van beroepen die Hij bepaalt. Deze lijst vult de criteria aan die in artikel 333 worden beoogd zoals voorzien door de in dit hoofdstuk omschreven procedure.
§ 2. Deze specifieke criteria kunnen enkel bestaan uit elementen die al dan niet op het bestaan van een gezag wijzen. Zij kunnen niet afwijken van de criteria bepaald in artikel 333 en moeten niet noodzakelijk bestaan uit een van de elementen van § 3.
§ 3. Deze lijst met specifieke criteria kan onder meer volgende elementen van socio-economische en juridische aard bevatten :
- verantwoordelijkheid en beslissingsmacht over de financiële middelen om de onderneming rendabel te houden;
- de vaste en/of gewaarborgde bezoldiging;
- persoonlijke en substantiële investering in de onderneming met eigen middelen en persoonlijke en substantiële deelname in de winsten en verliezen van de onderneming;
- de mogelijkheid personeel in dienst te nemen of zich te laten vervangen;
- zich manifesteren als onderneming ten overstaan van de medecontractant of van derden;
- in ruimtes en/of met materiaal werken die in eigen bezit zijn.
§ 4. Ingeval van samenloop tussen criteria per sector, criteria per beroep, en/of criteria per beroepscategorie hebben de laatstgenoemde voorrang op de vorige.
Afdeling 2. - Aanhangigmaking bij de normatieve kamer van de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie.
Art. 335. Onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel 332, tweede lid, kunnen de ministers die Sociale Zaken, Werk of Middenstand in hun bevoegdheden hebben het initiatief nemen een einde te maken aan elke onzekerheid of problematiek betreffende de aard van de arbeidsrelatie die ze in een sector of in een of meerdere beroepen zouden vaststellen op basis van een verslag, door een van hen gevraagd of op initiatief van de kamer van de normatieve afdeling bedoeld in artikel 329.
Hiertoe kan elk van hen een zaak aanhangig maken bij de kamer van de normatieve afdeling van de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie bedoeld in artikel 329 zodat deze een verslag uitbrengt over het al dan niet bestaan van een dergelijke onzekerheid of problematiek binnen een termijn van twee maanden die met vier maanden kan worden verlengd op schriftelijk verzoek van de kamer.
Afdeling 3. - Adviesprocedure.
Art. 336. § 1. Op basis van het verslag bedoeld in artikel 335 ter vaststelling van het bestaan van een onzekerheid of specifieke problematiek in een sector of beroep maken de ministers die respectievelijk Sociale zaken, Middenstand en Werk in hun bevoegdheden hebben dit verslag, samen, binnen de twee maanden over aan enerzijds de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en anderzijds de Nationale Arbeidsraad opdat deze een advies uitbrengen betreffende de specifieke criteria opgesteld overeenkomstig artikel 334. Dit advies dient uitgebracht binnen een termijn van 4 maanden vanaf de aanhangigmaking. Deze termijn kan op hun verzoek met twee maanden verlengd worden.
De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen brengt zijn advies slechts uit na het raadplegen van de betrokken sectoren en beroepen en, als er een bestaat, de beroepsorde die of het beroepsinstituut dat voor het betrokken beroep door de wet is aangesteld, volgens de modaliteiten die door de Koning worden bepaald.
De Nationale Arbeidsraad brengt zijn advies slechts uit na het raadplegen van de bevoegde paritaire Comités volgens de modaliteiten die door de Koning worden bepaald.
§ 2. In de veronderstelling dat de adviezen die in § 1 zijn bedoeld niet binnen de vereiste termijn worden uitgebracht, wordt er een herinnering gericht aan de Hoge Raad der Zelfstandigen en Kleine en Middelgrote Ondernemingen en aan de Nationale Arbeidsraad door de ministers die respectievelijk Sociale Zaken, Middenstand en Werk in hun bevoegdheden hebben.
Indien deze adviezen niet ten laatste bij het verstrijken van een termijn van 4 maanden te tellen vanaf voormelde herinnering worden uitgebracht, stelt de kamer van de normatieve afdeling van de Commissie bedoeld in artikel 329 van ambtswege en onverwijld een lijst met specifieke criteria voor die zij overmaakt aan de ministers die respectievelijk Sociale Zaken, Middenstand en Werk in hun bevoegdheden hebben.
§ 3. De adviezen die in § 1 zijn bedoeld, worden ingewonnen door de kamer van de normatieve afdeling van de Commissie bedoeld in artikel 329.
Indien deze adviezen eenparig zijn, maakt de Kamer het voorstel van lijst met specifieke criteria, ongewijzigd, binnen de maand over aan de ministers die respectievelijk Sociale Zaken, Middenstand en Werk in hun bevoegdheden hebben.
Indien deze adviezen uiteenlopend zijn, maakt de Kamer er de synthese van en werkt, dientengevolge binnen de 4 maanden, een voorstel van lijst met specifieke criteria uit. Zij maakt deze over aan de ministers die respectievelijk Sociale zaken, Middenstand en Werk in hun bevoegdheden hebben. Dit voorstel vermeldt bij welke meerderheid het werd uitgewerkt.
§ 4. In de veronderstelling dat de lijst met specifieke criteria door de kamer van de normatieve afdeling bij een meerderheid die kleiner is dan 60 % werd uitgewerkt, zijn de 4 deskundigen, zoals bedoeld in artikel 329, § 2, ertoe gehouden binnen 2 maanden een nieuwe lijst met specifieke criteria aan de Kamer van de normatieve afdeling van de Commissie voor te stellen die hierover uitspraak over doet en zijn advies overmaakt aan de bevoegde ministers.
Afdeling 4. - De lijst met specifieke criteria.
Art. 337. De Koning maakt de lijst met specifieke criteria die overeenkomstig artikel 336, § 3, tweede lid, wordt overgemaakt, verplichtend.
In de veronderstelling van een lijst met specifieke criteria die door de normatieve afdeling van de Commissie uitgewerkt wordt bij een meerderheid die gelijk is aan of groter is dan 60 %, stelt de Koning, op voorstel van de ministers die respectievelijk Sociale Zaken, Middenstand en Werk tot hun bevoegdheden hebben, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een lijst met specifieke criteria op, binnen een termijn van 4 maanden is voorgesteld.
In de veronderstelling van een lijst die door de kamer van de normatieve afdeling van de Commissie uitgewerkt wordt bij een meerderheid die kleiner is dan 60 %, kan de Koning, op voorstel van de ministers die respectievelijk Sociale Zaken, Middenstand en Werk tot hun bevoegdheden hebben, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad een lijst met specifieke criteria opstellen.
HOOFDSTUK VI. - De beslissingen betreffende de kwalificatie van een arbeidsrelatie door de administratieve Kamers van de Commissie.
Art. 338.§ 1. De kamers van de administratieve afdeling van de in artikel 329 bedoelde Commissie hebben tot taak beslissingen te nemen betreffende de kwalificatie van een bepaalde arbeidsrelatie. Deze beslissingen worden van kracht voor een periode van drie jaar in de in § 2, tweede en derde lid, bedoelde gevallen.
§ 2. Deze beslissingen worden genomen op gezamenlijk initiatief van het geheel van de partijen van de arbeidsrelatie, wanneer de partijen de bevoegde kamer van de administratieve afdeling binnen een termijn van één jaar aanzoeken [1 vanaf de inwerkingtreding van dit artikel]1 van deze wet of van het koninklijk besluit dat de lijst met specifieke criteria in de betrokken sector, beroep of beroepscategorie opstelt.
Deze beslissingen kunnen eveneens worden genomen op initiatief van een enkele partij van de arbeidsrelatie, ingeval deze een beroepsactiviteit van zelfstandige start en een aanvraag ervoor doet bij haar aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds bedoeld bij artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 38.
Deze beslissingen kunnen ten slotte worden genomen op initiatief van elke partij die beoogt een arbeidsrelatie te hebben met een andere partij, waarvan het statuut van werknemer of zelfstandige onzeker is, en hierom voorafgaand en rechtstreeks de bevoegde kamer van de administratieve afdeling verzoekt.
In dit kader zullen de regels en modaliteiten van de opdracht van de bij artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 38 bedoelde sociale verzekeringsfondsen door de Koning worden vastgesteld.
§ 3. Geen enkele beslissing kan worden gegeven :
1° wanneer op het ogenblik van de indiening van het verzoek de bevoegde diensten van de instellingen van sociale zekerheid een onderzoek hebben geopend of een strafrechterlijk onderzoek betreffende de aard van de arbeidsrelatie werd geopend;
2° wanneer de aard van de betrokken arbeidsrelatie bij een arbeidsrechtbank aanhangig werd gemaakt of deze zich er reeds over uitgesproken heeft.
§ 4. Deze beslissingen zijn bindend voor de instellingen die in de administratieve kamer vertegenwoordigd zijn evenals voor de sociaalverzekeringsfondsen bedoeld in artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 38, behalve :
1° wanneer de voorwaarden betreffende de uitvoering van de arbeidsrelatie en waarop de beslissing werd gegrond, gewijzigd worden. In dit geval heeft de intrekking van de beslissing uitwerking vanaf de dag van de wijziging van deze voorwaarden;
2° wanneer blijkt dat de elementen betreffende de kwalificatie van de arbeidsrelatie die door de partijen werden verschaft op een onvolledige of onjuiste wijze werden verschaft. In dat geval wordt de beslissing geacht nooit te hebben bestaan.
De instellingen van sociale zekerheid blijven er dus toe gemachtigd over te gaan tot een controle van het behoud van de elementen die de beslissing van de administratieve kamer hebben gegrond.
§ 5. Er kan door de partijen binnen de maand die volgt op de kennisgeving van de beslissingen via aangetekend schrijven tegen deze beslissingen voor de arbeidsrechtbanken een beroep worden aangetekend.
De beslissing wordt definitief indien geen enkel beroep wordt aangetekend.
Deze rechtsvordering wordt begrepen in eerste aanleg, in beroep en in cassatie.
§ 6. De partij die een beslissing van de bevoegde kamer van de administratieve afdeling onder de door dit artikel voorziene voorwaarden heeft gekregen, kan een nieuwe beslissing van deze kamer bekomen.
§ 7. Ieder jaar stelt de administratieve afdeling een verslag met daarin haar rechtspraak op.
----------
(1)<W 2009-12-30/01, art. 46, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Art. 339. Deze titel is van toepassing zonder dat hierbij afbreuk wordt gedaan aan de soevereine macht van hoven en rechtbanken om de aard van een welbepaalde arbeidsrelatie te beoordelen, rekening houdende met algemene criteria en, desgevallend, specifieke criteria die van toepassing zijn op deze laatste.
Wanneer een instelling van sociale zekerheid de aard van een arbeidsrelatie betwist, is zij ertoe gehouden voorafgaand de rechtspraak van de kamer van de administratieve afdeling van de Commissie bedoeld in artikel 329 te raadplegen.
Art. 340. § 1. In de hypotheses van herkwalificatie van de arbeidsrelatie, bedoeld bij § 6, zal de rechtzetting van de verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen worden toegepast voor de periode die de herkwalificatie voorafgaat sedert de inwerkingtreding, desgevallend, van het koninklijk besluit dat de lijst met de specifiek criteria die in de betrokken sector, beroep of categorie van beroepen van toepassing zijn vastlegt, rekening houdende met de verjaringstermijn bepaald bij artikel 42 van de wet van 27 juni 1969 en bij artikel 16 van koninklijk besluit nr. 38.
§ 2. In geval van herkwalificatie tot verloonde arbeidsrelatie, in afwijking van de bepalingen van hoofdstuk IV van de wet van 27 juni 1969, en onverminderd de toepassing van het stelsel van sociale zekerheid der loontrekkenden, zal de rechtzetting enkel de bijdragen als dusdanig betreffen, met uitzondering van de verhogingen, intresten en andere kosten of sancties voorzien bij hoofdstuk IV van voornoemde wet, en mits afhouding van de tijdens die periode aan de inninginstelling van de sociale zekerheidsbijdragen der zelfstandigen verschuldigde bijdragen.
Zo ook blijven in deze hypotheses de gedurende de periode die de herkwalificatie voorafgaat aan de inninginstelling van de sociale zekerheidsbijdragen der zelfstandigen verschuldigde bijdragen verworven en zullen die door de werker niet teruggevorderd kunnen worden wiens statuut hergekwalificeerd is.
Onverminderd de loonbarema's zal de maandelijkse bezoldiging van de werknemer, zonder werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid en vóór aftrek van de bedrijfsvoorheffing geacht worden gelijk te zijn aan het maandelijks gemiddelde van de inkomsten toegekend als zelfstandige en verminderd met het maandelijks gemiddelde van de sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd aan de inninginstelling van de sociale zekerheidsbijdragen der zelfstandigen.
§ 3. In geval van herkwalificatie tot zelfstandige arbeidsrelatie, in afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 38 en onverminderd de toepassing van het stelsel van sociale zekerheid der zelfstandigen, zal de rechtzetting enkel de bijdragen als dusdanig betreffen, met uitzondering van de verhogingen en intresten en mits afhouding van de tijdens deze periode aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid der werknemers verschuldigde persoonlijke bijdragen.
Zo ook blijven in deze hypotheses de gedurende de periode die de herkwalificatie voorafgaat aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid der werknemers verschuldigde persoonlijke bijdragen verworven en kunnen deze niet door de werker wiens arbeidsrelatie hergekwalificeerd werd noch door zijn vroegere werkgever teruggevorderd worden.
§ 4. Jaarlijks en voor de eerste keer tijdens het jaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van dit artikel, stellen de RSZ-globaal beheer en het globaal financieel beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen gezamenlijk een globale afrekening op. Het bedrag van deze afrekening wordt van het ene globaal beheer naar het andere overgedragen vóór het einde van het jaar waarvan de afrekening wordt opgemaakt.
De in vorig lid bedoelde afrekening berust op volgende principes : de door de werker verschuldigde bijdragen voor de periode die voorafgaat aan de herkwalificatie van zijn arbeidsrelatie moeten aan het andere globaal beheer overgemaakt worden, verminderd met het bedrag van de effectief aan de werker toegekende sociale prestaties voor dezelfde periode.
De Koning bepaalt de berekeningswijze en de nadere regels voor de vaststelling van deze globale afrekening.
§ 5. In de hypotheses van herkwalificatie van de arbeidsrelatie bedoeld in § 6 is geen enkele strafsanctie van toepassing.
§ 6. De bij dit artikel bedoelde hypotheses zijn de volgende :
- vrijwillige aansluiting van de werkgever bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid wanneer deze aansluiting plaatsgrijpt ten laatste bij het verstrijken van de termijn van zes maanden vanaf de inwerkingtreding van deze wet of van het koninklijk besluit dat de lijst opstelt met de specifieke criteria die van toepassing zijn in de betrokken sector, het betrokken beroep of de betrokken categorie van beroep;
- aanzoek van de bevoegde kamer van de administratieve afdeling door alle partijen van de arbeidsrelatie onder de voorwaarden bepaald bij artikel 338, § 2, eerste lid, wanneer de partijen zich binnen een termijn van 6 maanden naar de uitgebrachte beslissing schikken.
Art. 341. Wanneer de Commissie, in het bij artikel 338, § 2, tweede lid, bedoelde geval, vaststelt dat er geen overeenstemming is tussen een arbeidsrelatie en de kwalificatie die door de partijen aan de arbeidsrelatie wordt gegeven, geldt de herkwalificatie slechts voor de toekomst.
Art. 342. Deze titel zal twee jaar na haar inwerkingtreding het voorwerp uitmaken van een evaluatie door de Nationale Arbeidsraad en de Hoge Raad voor Zelfstandigen en Kleine en Middelgrote Ondernemingen.
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding.
Art. 343.Deze titel treedt in werking op de eerste dag van de maand na de maand waarin zij in het Belgisch Staatsblad is verschenen, met uitzondering van de artikelen 329 en 330, alsook de artikelen 334 tot 339 en 341 die in werking treden op een door de Koning te bepalen datum [1 en uiterlijk op 1 januari 2010]1.
----------
(1)<W 2009-12-30/01, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2009>